10 jaar DDS: trauma's op ruïne digitaal utopia

De door idealen gedreven Digitale Stad (DDS) was een decennium geleden dé plaats waar Nederlanders internet verkenden. Op de puinhopen van die stad bevindt DDS zich nu als dorpje in commercieel providerland. Het 10-jarig bestaan van de naam DDS was aanleiding voor een terugblik, de start van 'digitale opgravingen' en de vraag of er op internet nog zoiets (nodig) is als een 'publiek domein'.

"Hier in een zaaltje zitten praten over De Digitale Stad en 'het publieke domein op internet' is voor velen toch een beetje traumaverwerking", merkt Rop Gonggrijp op halverwege een discussie ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van DDS, op donderdag 15 januari 2003. Gonggrijp maakte de bouw van De Digitale Stad mee, als 'hacker' bij Hack-tic en later als een van de oprichters van provider Xs4all. Hij verhaalt over de sfeer waarin DDS ontstond. "Het gevoel dat destijds overheerste was dat bewoners van grote steden de controle over hun omgeving waren kwijtgeraakt. Met DDS probeerden we iets terug te krijgen wat in de jaren tachtig verloren was gegaan."

"Dat heeft zichtbaar doorgewerkt in wat De Digitale Stad is geworden", vindt hij. "Amsterdam is pas laat een wereldstad geworden, het was toch altijd een beetje een dorp gebleven. Met DDS dachten sommigen een droom te verwezenlijken van een kleine gemeenschap, waarbij ze zelf de infrastructuren konden opbouwen die ze juist de tien jaar daarvoor waren kwijtgeraakt."

Gonggrijps visie is een van de velen, maar zeker is wel dat de DDS-pioniers destijds bepaalde idealen koesteren. In de Digitale Stad zou nieuwe gemeenschapsvorming mogelijk zijn, er zou sprake zijn van een directe democratie, van discussie tussen burgers onderling en met de overheid. Dit zou het herstel worden van 'het publieke domein', dat in de jaren ervoor onder het mom van 'privatisering' en 'verzelfstandiging op andere maatschappelijke terreinen was uitverkocht.

De Digitale Stad was in die tijd vooral ook een politieke daad, herinnert zich Joost Flint, die er vanaf de beginperiode bij was betrokken, in een vraaggesprek met Netkwesties: "Communicatie was destijds geen vanzelfsprekendheid. Bij media als tv en kranten konden burgers niet zelf meedoen. DDS wilde dat mensen ook zelf konden communiceren over het nieuwe medium. Dus het bieden van een gratis e-mailpostbus was toen een echt politiek statement."

Zeven jaar na de start van DDS verloren de bewoners ook 'de controle over de virtuele stad'. In 2000 besloten de directie en het stichtingbestuur van de stad dat DDS een holding van BV's moest worden. Meer dan een jaar later verdwenen de gratis e-mailadressen en homepages ('huizen'), waarmee vele duizenden Nederlanders hun eerste ervaringen met internet opdeden, rigoreus van het net.

Het 'trauma' dat Gonggrijp aanhaalde werd een jaar later beschreven door een van de actiefste DDS-bewoners, Reinder Rustema. In zijn doctoraalscriptie 'The Rise and Fall of DDS' concludeert hij dat het ontwerpen van een echte virtuele stad een utopie was gebleken. Zodra de online gemeenschap, of iets wat daar op ging lijken, deel gaat uitmaken van een echte organisatie, worden de leden uiteindelijk steeds passiever en doet de afnemende betrokkenheid de 'gemeenschap' eroderen.

Van idealen naar merknamen

"Wat DDS-bewoners gemeenschappelijk hadden was het pioniergevoel, van het veroveren van een bepaald terrein", kijkt Flint terug. "Maar het is net zoals met demonstraties: mensen verenigen zich met allemaal andere redenen, uiteindelijk gaat de demonstratie uit elkaar en blijft alleen nog het gevoel ervan over. Maar sommige mensen blijven altijd achter met hun spandoekje."

Dat zegt Flint nu, tien jaar later, in het bescheiden kantoortje van DDS in een grachtenpand. 'Politieke statements' doet hij al lang niet meer. Flint is tegenwoordig de enige aandeelhouder van de BV DDS, een kleintje in de grote schare van internetproviders. Alleen een bord met daarop een stadsplattegrond van 'DDS 3.0', dat half verstopt staat achter een kast, herinnert nog aan vervlogen tijden.

Bij het 10-jarig bestaan van DDS ontkomt ook Flint niet aan terugblikken. Hij doet dat door in een lang artikel op de DDS-site zijn versie te geven van het DDS-decennium. Hij vermeldt 'niet de pretentie te hebben een volledige geschiedenis te willen schrijven'.

De echte 'herdenking' van het 10-jarig bestaan kwam echter niet van DDS zelf, maar uit een andere hoek: van een van de oprichters van DDS, en de bedenker van de naam, Marleen Stikker. De Waag Society, waar zij de leiding heeft, organiseerde op 14 en 15 januari bijeenkomsten in het kader van een decennium Digitale Stad.

Het leidde zelfs nog tot een akkefietje toen Flint Stikker erop wees dat ze met haar manifestatie inbreuk maakte op zijn merknaam DDS. "Tegen die claim heb ik een groot bezwaar", zegt Marleen Stikker bovenin het Waag-gebouw in Amsterdam. "Ik heb die naam dan wel bedacht, maar hij werd gedragen door alle mensen die er actief bezig waren met DDS. Maar dan is er uiteindelijk één persoon die overblijft met die naam..."

Ingehaald door commercie

De tweespalt tussen Flint en Stikker is tekenend voor de spanning tussen commercie en idealisme, waarmee DDS meer en meer worstelde. DDS kon de commercialisering van het internet, die zich vanaf 1995 in alle hevigheid voltrok, niet bijhouden. Zeker niet toen in 1999 commerciële aanbieders met 'gratis internet' alles boden waarmee DDS jarenlang zo populair was geworden. Voor gratis toegang was De Digitale Stad in één klap overbodig geworden.

Terwijl bijvoorbeeld Xs4all die slag overleefd door technisch en qua imago een eigen plek op te eisen liet DDS zich links en rechts inhalen. Nina Meilof, die vier jaar lang bij DDS werkte, noemt het gebrek aan een eenduidige visie als oorzaak. "Elk half jaar lang de nadruk op iets anders. We deden van alles een beetje'", aldus Meilof, tegenwoordig werkzaam bij de internetafdeling van de VPRO.

"Veel aandacht voor het providergedeelte was er jarenlang niet", zegt Flint. "De gedachte was 'het maakt niet uit hoe ze op het net gaan, als ze maar bij onze leuke projecten komen'. Dat was een miskenning van wat we ook deden, het leveren van internetdiensten aan duizenden mensen. We hadden ook heel goed betaalde internettoegang kunnen aanbieden, maar daarvoor had de stichting dan wel financiële risico's moeten lopen. Maar heerste meer een sfeer van 'kalm aan'." Flint gaat schuld niet uit de weg: "Ik zie dat ook als een fout van mezelf."

Geldnood en enquêtes

In 2000 kwam DDS in de hoogste geldnood. Tot dan had de stad zich weten te bedruipen met het hosten en vormgeven van websites, wat advisering en deelname aan projecten. Dat veranderde toen DDS de concurrentie op dat gebied ook niet meer kon bijbenen. "Geen van de partijen waar we mee spraken had interesse om er geld in te storten. We moesten wel drastische saneringen uitvoeren", zegt Joost Flint, toen nog steeds directeur.

Het was niet langer mogelijk de stad in stand te houden, beaamt Erik Huizer, nu hoogleraar en NOB-directielid. Hij was destijds voorzitter van het bestuur dat het besluit nam om van DDS een BV te maken. "De stichting had 400.000 gulden schuld. Dat kon zo echt niet langer. Er was geen andere mogelijkheid om het gat te vullen dan er een bedrijf van te maken."

Wat volgde was de moeizame overgang van het 'cultureel-politieke bedrijf' dat DDS tot dan toe was geweest naar een commerciële onderneming. "Dat de gemeenschapsdiensten ook meteen werden geprivatiseerd was fout", vindt Stikker nog altijd. "De stad aan een BV geven, dat is natuurlijk een idiote gedachte. Het had moeten worden ondergebracht bij een rechtspersoon zonder commerciële doelstelling. Een publieke zaak en financiële belangen gaan altijd ten koste van elkaar."

Joost Flint, die met een compagnon DDS overnam, sprak met het bestuur van de stichting af het 'publieke deel van de stad' met haar publieke discussies, 'content' en projecten nog in ieder geval een jaar in stand te houden. Toen er na dat jaar nog zo veel geld bij moest, maakte Flint er resoluut een einde aan: "Ik denk dat we in een jaar tijd 1 miljoen gulden hebben verloren op het publieke deel."

DDS hield daarna twee enquêtes die volgens Flint elk werden ingevuld door '13 tot 16 duizend mensen'. Daaruit bleek volgens hem dat 90 procent zijn e-mailadres en homepageruimte wilde behouden en dat slechts tien procent - in zijn bewoordingen - 'affiniteit had met het experimentele gedeelte'. De uitslag van die enquêtes is overigens nooit te controleren geweest. Ook nu nog weigert hij inzage te geven. "Die enquêtes zijn gewoon een onderdeel van een bedrijfsproces. Er is geen reden om ze openbaar te maken, nee."

Marleen Stikker: "Ik hecht daar helemaal geen waarde aan. Als ik in de zomer van '93 een enquête had gehouden, was er nul procent voorstander van een Digitale Stad geweest. Dit is gewoon een manier om te legitimeren wat hij graag wou: bedrijfje spelen. Dat hij nu schrijft dat het bestuur DDS 'bevrijdde' van haar publieke activiteiten, laat wel zien hoezeer hij daarmee worstelde. Maar ik reken Joost zeker niet alles aan."

De sloop

DDS-bewoners kregen nog ruimschoots de tijd om hun e-mailadressen en homepages te 'redden'. Daarvoor moesten ze klant worden van DDS tegen betaling van twee euro per maand. Daartoe gingen volgens Flint in totaal zo'n achtduizend mensen over, nog geen tien procent van het aantal geregistreerden. Uiteindelijk volgde een grote sloopoperatie. De vele honderden 'huisjes' waaruit DDS bestond werden afgebroken en duizenden e-mailadressen verdwenen voorgoed.

"Ik lig er niet wakker van, alsof ik dat om zeep heb geholpen! Ze hebben er zelf niet voor betaald!", bijt Flint van zich af. "Het is gewoon een vorm van dienstverlening. Ik vind dat we fatsoenlijk zijn geweest." De kritiek die hem achteraf ten deel viel, steekt hem. "Het in standhouden van het publieke gedeelte was geen 'liefdewerk oud papier'. Je neemt geen mensen aan omdat je ze aardig vindt of zo. We hebben echt wel geïnvesteerd om het beter te maken. Zo is de kwaliteit van de redactie omhoog gegaan en hebben we heel lang projecten op het gebied van video ondersteund. Natuurlijk zijn er mensen die daar dankbaar voor zijn, maar er zijn ook mensen die dat nu niet meer willen zien."

Toen DDS een BV werd klonk er overigens aanvankelijk nog niet zoveel kritiek. Dat veranderde toen duidelijk werd dat de stekker uit de publieke stad zou worden getrokken. Boze bewoners richtten een vereniging op, de Vereniging Open Domein. De onderhandelingen met deze club liepen spaak omdat het als voorwaarde stelde dat de e-mailadressen en homepages gratis moesten blijven. Flint: "Ze wilden onze fouten herhalen."

Basisdemocratie en flamewars

Met de stukgelopen onderhandelingen met VOD kwam er een einde aan De Digitale Stad als internetgemeenschap. Ook de meeste andere digitale steden en dorpen die na het eerste succes van DDS overal in den lande werden opgetuigd bleek geen lang leven beschoren. De Digitale Stad Eindhoven is een van de weinige 'overlevers'. Volgens DSE-voorzitter Ben Waumans is dat gelukt doordat DSE een stichting bleef die nog altijd werkt met een trouw groepje vrijwilligers, dat zich niet laat leiden door strubbelingen maar door passie voor techniek en het plezier in samen bouwen.

"Elke digitale stad heeft het weer anders geregeld", zegt Dennis Beckers, die bij de opleiding sociaal wetenschappelijke informatica aan de Universiteit van Amsterdam aan een proefschrift over 'digitale steden' werkt. Stichtingen, gemeenten en zelfs de Kamer van Koophandel en bedrijven stoeiden ermee. Milaan is voor Beckers een mooi voorbeeld hoe het beter kan dan in Amsterdam: "Die digitale stad is meer een groot discussieplatform waarbij vrijwilligers worden benoemd en verantwoordelijkheid krijgen over een deel daarvan, en op hun gebied ook anderen helpen."

Zo'n vorm waarbij vrijwilligers zelf grotere verantwoordelijkheid kregen binnen de organisatie werd in Amsterdam niet of nauwelijks bereikt. Ondanks dat de stadsmetafoor dat suggereerde, bleek echte democratie een illusie. En dat leidde tot zeer kritische geluiden van een kleine groep betrokken bewoners, die zijn uitwerking had op de aangevallenen.

Een van hen was Marleen Stikker, toen 'de burgemeester van DDS'. "Door die flamewars is me mijn plezier ontnomen. Die enorme uitbarstingen van aggressie of onaardigheid... Ik had er veel tijd en energie in gestoken en dan beginnen ze verdorie nog tegen je aan te zeiken ook! Daar had ik helemaal geen zin in."

'Flamewars', waarbij internetters elkaar met steeds hardere bewoordingen te lijf gaan, leidden wel vaker tot het uithollen van virtuele gemeenschappen. Geruzie was de oorzaak voor het einde van diverse Amerikaanse 'Freenets', ook een club als de Digitale Burgerbeweging (DB.nl) ging eraan ten onder.

Volgens Jeroen van Kan, nu van stadsomroep AT5 in Amsterdam, reageerde de DDS-organisatie te 'defensief op ideëen van buitenaf'. "DDS sloot zich te veel af. Zo'n discussie over democratie is toch onmisbaar, maar er was geen echte inspraak."

Stikker: "Inspraak, ik ben allergisch voor dat woord! Ik ben geen politicus. Verschrikkelijk, ik moet er niet aan denken." Stikker haakte dan ook in 1996 af.

Ook ex-DDS-medewerker Nina Meilof is kritisch. Er werden wel wat kleine experimenten met inspraak gehouden, maar het drong nooit echt door tot de organisatie achter de stad. Een andere oud-DDS'er, Liesbeth van der Kar, betreurt het dat er geen model was gevonden waarbij er 'iets tussen het stichtingbestuur en de directie in zat':

"Zoiets als een programmaraad had de discussie breder kunnen trekken toen de stad in nood kwam." Mede door het gebrek aan zo'n structuur met verantwoordelijkheid van bewoners kon het zover komen dat DDS uiteindelijk in handen kwam van een man.

'Lekker anarchistisch'

De genoemde Vereniging Open Domein met haar DeDS (De Echte Digitale Stad) biedt als een soort 'datavluchthaven' nu gratis homepageruimte en e-mailadressen aan ongeveer evenveel geregistreerden als DDS BV klanten heeft.

Maar echte leden telt de wereldstedelijke VOD slechts honderd, minder dan het kleinste gehucht in Nederland dat ADSL-abonnees samenbrengt. VOD-secretaris Willem de Kei verzucht tijdens een van de Waag-discussies: "Het lijkt soms wel of vrijwilligers een generatie hebben overgeslagen."

Maar hij en zijn vrienden is 'lekker bezig': "Het gaat ons erom lekker anarchistisch bezig te zijn. Het internet wordt toch al vervuild door de commercie. Vergelijk het maar met alle reclameborden die je in de binnenstad ziet", werpt Snijders voormalig gemeenteambtenaar Rieneke van Meerten voor de voeten.

"Het is voor de overheid toch wel erg lastig om anarchisme te organiseren!" reageert Van Meerten. Zij was het die in 1994 vrijwel in haar eentje verantwoordelijk was voor de twee financiële injecties die DDS kreeg. Sinds eind 1994 kreeg DDS echter geen overheidsgeld meer los, ondanks dat de stad Amsterdam internationaal goede sier maakte met DDS. Met overheidssteun had de virtuele stad wellicht kunnen blijven bestaan. Van Meerten is daarover teleurgesteld: "In de politiek was er geen besef voor de maatschappelijke aspecten van ict. Dat is denk ik nog altijd zo. Bijna niemand doet er iets mee."

Waar was de overheid?

In dat gebrek aan overheidssteun ziet Marleen Stikker een van de redenen van de ondergang: "Daardoor verschoof onze aandacht al heel snel naar de verkeerde dingen. DDS mobiliseerde burgers en buitenlui, maar werd genegeerd door de overheid. Het internetbeleid van de overheid was vooral gericht op het financiëren van haar eigen internetactiviteiten, ter legitimering van 'de bestuurlijke vernieuwing'." De overheid was overigens wél jarenlang een grote klant van DDS.

DDS trof in de verantwoordelijke Amsterdamse wethouder, Van der Giesen (D66) volgens Stikker bepaald geen sympatisant: "Zij vond ons misschien bedreigend. Er zat iets in dat ze het niet verdroeg dat zij, als overheid, hierover geen controle hadden."

Ook nu nog probeert Stikker staatssecretaris Medy van der Laan ervan te overtuigen dat er meer geld moet gaan voor 'het publieke domein, het maatschappelijk veld op internet'. "De overheid ziet nog altijd niet in dat veel innovatie uit andere hoeken komt dan ze denkt. Ze vergeet telkens de 'innovatie van de straat', de 'garages', die snappen ze nog steeds niet. Er worden wel miljoenen uitgegeven om het MKB online te krijgen."

Een positieve uitzondering is volgens Stikker de Digitale Pioniers-regeling, die vorig jaar van start ging, waarmee kleine maatschappelijke internetprojecten en -sites eenmalig een zakje geld krijgen. In totaal is er voor zo'n honderd projecten de komende twee jaar in totaal 1,7 miljoen euro beschikbaar.

Die Digitale Pioniers hebben deels de publieke functie van het oude DDS overgenomen, zegt een van de mensen achter het project, Syb Groeneveld van de denktank en projectbureau Kennisland. "De metafoor van de stad als publiek domein heeft plaatsgemaakt voor initiatieven op basis van gemeenschappelijke interesses van mensen of speciale doelgroepen."

Publiek domein versnipperd

Het is, kortom, nog maar de vraag of met het verdwijnen van de oude Digitale Stad ook het 'publiek domein' op internet teloor ging. "De meerwaarde van DDS was dat content-initiatieven elkaar konden stimuleren dat er nog enige samenhang was terug te vinden. Dat mis je tegenwoordig. Alles is versplinterd, maar wel in een ongelooflijke rijkheid", zegt Steven Lenos van het Instituut voor Publiek en Politiek.

Het is al zozeer in de wind van het moderne internet meegenomen dat de laatste handvol deelnemers aan de debatten het al niet eens konden worden over het begrip 'publiek domein'. De een zag erin al het verenigingsleven op internet, de ander een 'vluchtplaats' voor dataverkeer voor ideëele projecten, een derde 'een plaats waar iedereen zijn ding kan doen', sommigen vinden Omroep.nl het publiek domein, of zelfs al de verlaagde drempel voor iedereen om te publiceren op bijvoorbeeld weblogs.

Journalist Francisco van Jole vindt dat je het begrip 'publiek domein' niet zo eenvoudig kan opgeven. "Technisch is alles redelijk makkelijk op internet, maar inhoudelijk juist zo vreselijk moeilijk. Sommige weblogs trekken een erg groot publiek, maar van wat je daarop ziet, word je niet vrolijk. Ik vind het een triest geluid."

Er zou volgens Van Jole wel degelijk iets van een door kwalitatieve inhoud gedomineerd 'publiek domein' moeten zijn: "Het equivalent van pakweg Vrij Nederland is er gewoon nog altijd niet op internet. Er zijn geen grote idealen meer. Het aardige van De Digitale Stad waren de idealen waaraan werd gewerkt. Dat is er nu inhoudelijk bijna niet meer."

Joost Flint, die zich tijdens de discussies in de Waag nauwelijks roerde, zei tegenover Netkwesties dat het 'publiek domein' over is: "Internet is zo algemeen nu dat de term 'publiek domein' mensen helemaal niks meer zegt. En als er zoiets is, dan is het gewoon veroverd door de commercie. Mensen kunnen nu voor een laag bedrag toegang krijgen tot het net en publiceren. De kosten voor internet zijn laag, je kunt internetten in de bibliotheek, er zijn cursussen voor ouderen, er wordt niemand buitengesloten."

Universitair onderzoeker Dennis Beckers ziet misschien nog wel ergens een publieke functie op internet. "Dat zit hem dan vooral in een het bieden van een gemeenschappelijk geheugen. Dat je kan teruglezen wat er op een bepaald moment aan de hand was, of wat die ambtenaar toen ook alweer zei."

Archeologische dienst

Dat 'gemeenschappelijke geheugen' van de jaren van DDS is bijna alleen nog te vinden in de hoofden van de oud-bewoners. Nergens is het DDS-materiaal goed gearchiveerd. Flint: "Ik zie daar het nut niet van in. Het zou verwarrend zijn voor de bezoeker, omdat de meeste links dan niet zouden werken."

Daar denken Jeroen van Kan, nieuwslezer bij AT5, en Nina Meilof anders over. Ze begonnen zes jaar geleden al te werken aan een Archeologische Dienst van DDS. Die is nu nieuw leven ingeblazen. Internetters kunnen via een virtuele brievenbus oud DDS-materiaal wat zich nog op oude computers bevindt aandragen. Op de site zijn al screenshots van oude pagina's te vinden en andere documenten, waaronder het eerste ontwerp van de grafische interface van DDS. "Destijds was het op internet nog niet mogelijk om te navigeren via plaatjes. Het world wide web bestond nog niet. Dus dat ontwerp kon weer de prullenbak in", herinnert zich Marleen Stikker.

Ze gaat binnenkort praten met het Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam over de archivering van onder andere oude DDS-pagina's. "Ik ga ze vragen of ze willen meewerken aan een project over tien jaar internet in Nederland, met daarin veel aandacht voor DDS. Het is historisch belangrijk om te zien hoe mensen zelf internet hebben beleefd in die beginjaren. Nu lijkt alles in een zwart gat te verdwijnen. Over vroegen kunnen mensen alles zeggen, want het is niet meer te verifiëren."

Ook 'internetarcheoloog' Van Kam wijst op de historische waarde van DDS. "Ook het niet-virtuele leven van de jaren negentig heeft er zijn sporen achtergelaten. Van de flippo-rage tot de Eurotop-demonstranten, alles heeft zijn weerslag gevonden in sites, homepages en nieuwsgroepen."

Ondanks dat het nog maar drie jaar geleden is dat de meeste DDS-huizen werden gesloopt, voorziet hij moeilijke 'opgravingen'."Wonderlijk genoeg zijn van de meeste historische steden meer resten bewaard dan van DDS. De stad is integraal overspoeld, als een soort virtueel Atlantis ten onder gegaan."

Tonie van Ringelestijn, 17 januari 2004
 

Gepubliceerd

17 jan 2004
Netkwesties
Netkwesties is een webuitgave over internet, ict, media en samenleving met achtergrondartikelen, beschouwingen, columns en commentaren van een panel van deskundigen.
Colofon Nieuwsbrief RSS Feed Twitter

Nieuwsbrief ontvangen?

De Netkwesties nieuwsbrief bevat boeiende achtergrondartikelen, beschouwingen, columns en commentaren van een panel van deskundigen o.g.v. internet, ict, media en samenleving.

De nieuwsbrief is gratis. We gaan zorgvuldig met je gegevens om, we sturen nooit spam.

Abonneren Preview bekijken?

Netkwesties © 1999/2024. Alle rechten voorbehouden. Privacyverklaring

1
0