Column Felipe Rodriquez

Zelfregulering op Internet werkt niet

Het meldpunt kinderpornografie op Internet bestaat twee jaar, een droevige verjaardag (*). Niet dat het meldpunt geen succes is, integendeel. Het eerste zelfregulerende initiatief op Internet ontving veel lof uit binnen- en buitenland, en diende als voorbeeld voor soortgelijke meldpunten in andere Europese landen.

Meldpunten zijn ook een belangrijk onderdeel van een Europees actieplan ter bestrijding van illegale informatie op Internet. De verjaardag was droevig omdat het Nederlands meldpunt kampt met een ernstig probleem: verspreiders van kinderporno op Internet worden in Nederland vrijwel niet vervolgd door politie en Justitie.

De Minister van Justitie opende het meldpunt op 20 juni 1996 met een toespraak die eindigde met de woorden "Maar met enige goede wil van weerszijden (red: overheid en internetgemeenschap) moet het lukken."

Aan goede wil ontbreekt het niet bij het meldpunt. Dagelijks komen er meldingen binnen over verspreiding van kinderpornografie die door de vrijwilligers van het meldpunt worden beoordeeld en behandeld. Na zo'n melding volgt een procedure die tot doel heeft de illegale informatie zo snel mogelijk van Internet te verwijderen. Als dat niet lukt wordt de politie ingeschakeld. En dan gaat het meestal mis, want vervolgens gebeurt er niets.

In het jaarverslag 1996/1997 van het meldpunt werd onder andere geconcludeerd: 'De samenwerking met de politie en de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) is erg goed, deze zijn over het algemeen enthousiast over het meldpunt, en bereid tot samenwerking. De resultaten van die samenwerking zijn echter minimaal. Slechts op een deel van de meldingen die bij de politie zijn aangegeven wordt actie ondernomen. Dit is te verklaren door het gebrek aan prioriteit en middelen voor kinderporno op Internet.'

Dit jaarverslag is toen door het meldpunt naar het Ministerie van Justitie en enkele fractiespecialisten uit de Tweede Kamer gestuurd. Er werden kritische vragen gesteld aan de Minister van Justitie die op 11 november 1997 ondermeer antwoordde:

'Wil de verspreiding van kinderporno effectiever bestreden worden en de mogelijkheden om de bron (seksueel misbruik en soms ook mensenhandel) langs deze weg te achterhalen duidelijk worden, dan zal ook op dit medium actief opgespoord moeten worden.'

Mooie woorden waren dat, van de Minister, maar in de praktijk blijkt dat de overheid nog steeds niet optreedt tegen verspreiders van kinderpornografie op Internet. 2 juli jl. verstuurde het meldpunt daarom een brandbrief waarin wordt geconstateerd dat de overheid nog altijd in gebreke blijft bij de vervolging van zaken die door het meldpunt aan de politie zijn doorgegeven.

Jaap Hoek van de zedenpolitie Amsterdam is een van de weinige kinderporno experts in Nederland. Hij opperde in een recent artikel in NRC ook het idee om een landelijk politieteam voor de opsporing van kinderporno op Internet op te richten '...met een aantal rechercheurs die permanent in de chatroom surveilleren. Want in de afzonderlijke politieregio's heeft het nu geen prioriteit.'

Hoek's woorden zijn een toonbeeld van inzicht in, en begrip van de materie, want hij slaat de spijker op zijn kop. De politie heeft geen de mensen en geen middelen, om kinderporno op Internet aan te pakken. Daarnaast maakt de chaotische regionale structuur van de politiekorpsen een nationale aanpak van het probleem schier onmogelijk.

Jaap Hoek wordt in hetzelfde artikel echter neergesabeld door officier van justitie J. Mooijen, die zijn voorstel naïef noemt, omdat het hetzelfde zou zijn als zeggen: 'er rijden zoveel boeven over de snelweg, dus zet maar wat rechercheurs bij de benzinestations.'

Mevrouw Mooijen vergeet blijkbaar de drank- en snelheidscontroles op de snelweg, en raakt vervolgens de weg kwijt in het bureaucratische doolhof van wetgeving, werkgroepen en politieorganisaties. Ondertussen gebeurt er niets, en is er nog steeds ruimschoots kinderporno op Internet, zonder dat de politie daartegen optreedt.

Natuurlijk is het niet gemakkelijk om strafbare feiten op Internet te voorkomen, mede als gevolg van het internationale karakter van het netwerk. Zaken die in Nederland verboden zijn, zoals het publiceren van racistische informatie, zijn in andere landen niet verboden. Dus vind je dat soort teksten op Internet. Er zijn weinig onderwerpen waarover in meer of mindere mate een internationale consensus bestaat, maar over de laakbaarheid van kinderporno is iedereen het met elkaar eens. Het produceren en publiceren van kinderporno is in vrijwel alle landen op de wereld verboden.

In theorie is het dus mogelijk om verspreiders van kinderporno wereldwijd op te sporen en te vervolgen. Als het voorkomen van kinderporno niet eens lukt, wat dan wel? De gebrekkige opsporing van dit zware delict toont aan dat het geen enkele zin heeft om te pogen andere strafbare zaken op Internet te voorkomen en te bestrijden.

De huidige methoden die gebruikt worden om internationaal op te sporen en te vervolgen zijn te traag, en zijn daardoor weinig effectief. Het duurt meestal maanden voordat er gereageerd wordt op een rechtshulpverzoek gericht aan het buitenland, en soms wordt er helemaal niet gereageerd. Na zo'n lange tijd is veel bewijsmateriaal al van Internet verdwenen, en is het onmogelijk om de identiteit van de dader te achterhalen en hem op te sporen. Dus moet er een nieuwe manier bedacht worden om efficiënt internationaal te kunnen opsporen, gebruik makend van lokale diensten en expertise.

Bij de Europese commissie heb ik er destijds voor gepleit om een internationale politieconferentie te organiseren, die tot doel heeft om een internationaal e-mail netwerk te creëren van politiemensen die kinderporno op Internet opsporen. In ieder land dat op Internet is aangesloten zou een team van enkele rechercheurs ingezet moeten worden die kinderporno op Internet opsporen.

En als de kinderporno vanuit een ander land wordt gepubliceerd, dan zou een rechercheur een E-mail moeten kunnen sturen aan het kinderpornoteam in dat land, en de zaak op die manier overdragen, zodat de locale politie snel en effectief kan opsporen en vervolgen. Een dergelijke aanpak kan naast de huidige formele procedure van rechtshulpverzoeken bestaan.

Door een van de EU bureaucraten werd ik er toen, nogal korzelig, op gewezen dat een dergelijke aanpak moeilijk is, dat bureaucratieen langzaam werken, en dat het veel tijd zou kosten om het probleem op te lossen.

Daar sta je dan, in het aangezicht van de machtige bureaucratie met al haar 'mitsen en maren'. Als niemand zich er vierkant voor wil inzetten, en politie en ambtenaren in de waan blijven dat het allemaal zo moeilijk en onmogelijk is, dan gebeurt er natuurlijk helemaal niets.

De Eurocraten wijzen naar de markt, willen zelfregulering en publiceren dikke rapporten over illegale informatie op Internet. Maar aan de basis, de scholing en samenwerking van politiediensten, wordt weinig gedaan. De goede wil ontbreekt, en een spoor van pragmatische visie is niet waarneembaar.

Het lijkt alsof overheden denken dat zelfregulering door providers de oplossing is die alle problemen op Internet zal verhelpen. Het is een van de speerpunten in het EU actieplan inzake Internet en illegale informatie. Men vertelt de providers dat ze zichzelf moeten reguleren, omdat anders de overheid dat voor hen zal doen.

Maar keer op keer blijkt dat overheden geen idee hebben wat ze met Internet aanmoeten, en hoe strafbare feiten op Internet kunnen worden voorkomen. De druk op de providers om zichzelf te reguleren is mijns inziens dan ook een capitulatie van overheden, men geeft aan geen grip te hebben op Internet, en dwingt daarom de markt om een systeem van regulering op te zetten.

Zelfregulering door de markt is niet zonder risico's, integendeel. Vormen van zelfregulering kunnen effectief zijn in verschillende sectoren van de economie, waarbij de industrie zichzelf reguleert. Maar bij zelfregulering door providers is geen sprake van regulering van de industrie door de industrie, maar van regulering van de consument door de industrie.

Met zelfregulering op Internet wordt als het ware een geprivatiseerd stelsel van regelgeving en handhaving opgezet, omdat de overheid niet in staat is om zelf strafbare uitingen te voorkomen en daders op te sporen. Het risico bestaat dat door zelfregulering traditionele taken van politie en justitie worden uitbesteed aan de markt.

De markt heeft andere belangen dan de overheid. Het belangrijkste doel van de markt is doorgaans om maximale winst te maken, terwijl de overheid voornamelijk een maatschappelijk doel nastreeft, zoals handhaving van orde en stabiliteit. Het winstoogmerk van de markt heeft tot gevolg dat risico dient te worden gemeden.

In een zelfregulerende omgeving op Internet kan een individu dat dubieuze, maar niet noodzakelijk illegale, informatie op Internet publiceert als risico worden aangemerkt. Zijn pagina zou door zelfregulering kunnen worden verwijderd, zonder dat een rechter daar direct invloed op uitoefent.

Zelfregulering kan ook leiden tot ernstige vormen van censuur door de markt, zoals Duitse zelfregulering er destijds de oorzaak van was dat Duitse providers de Internettoegang tot Xs4all geheel blokkeerden.

Het onderwerp zelfregulering moet mijns inziens met grote terughoudendheid worden benaderd. Gelukkig zijn de Nederlandse providers erg voorzichtig, maar in andere landen, zoals Engeland en Duitsland is dat anders, en is men enthousiast aan de slag gegaan.

Het is ook maar de vraag of zelfregulering enig heil zal bieden. Zowel in Nederland als Engeland zijn meldpunten opgericht, maar dat heeft niet geleid tot een afname van het aanbod van kinderpornografie op Internet. Zelfregulerende meldpunten hebben ook geen opsporingsbevoegdheid, en kunnen dus niet actief in IRC-kanalen zoeken naar verspreiders van kinderporno.

Dat is en blijft een taak voor de politie, en die verantwoordelijkheid wordt chronisch verzaakt. Het lijkt soms alsof zelfregulerende initiatieven een vertraging veroorzaken bij de ontwikkeling van politie en justitie. Ze kunnen immers verwijzen naar de markt die de eigen straatjes maar moet schoonvegen. Een welkom excuus voor de eigen laksheid en onwetendheid!

Een meldpunt tegen kinderporno op Internet zonder vangnet van politie en Justitie is een nutteloze onderneming. Wat heeft een zelfregulerend initiatief op Internet voor zin als de overheid zelf keer op keer in gebreke blijft ? Het zou mij dan ook niet verbazen als de vrijwilligers van het meldpunt op enig moment zouden besluiten om ermee te stoppen en het meldpunt op te heffen.

Om op die manier te protesteren tegen de lakse houding van de overheid inzake bestrijding van kinderporno op Internet.

(*) Het meldpunt is destijds door mij bedacht, en samen met een groep enthousiaste Internetters uitgewerkt en opgezet. Inmiddels ben ik niet meer actief bij het meldpunt betrokken, omdat ik gedurende langere tijd in het buitenland verblijf. Dit is dan ook geen column namens het meldpunt, maar mijn eigen persoonlijke mening.

***************

Deze column verscheen op vrijdag 17 juli 1998 en is geherpubliceerd in Netkwesties op 12 oktober 2015

 

Gepubliceerd

17 jul 1998
Netkwesties
Netkwesties is een webuitgave over internet, ict, media en samenleving met achtergrondartikelen, beschouwingen, columns en commentaren van een panel van deskundigen.
Colofon Nieuwsbrief RSS Feed Twitter

Nieuwsbrief ontvangen?

De Netkwesties nieuwsbrief bevat boeiende achtergrondartikelen, beschouwingen, columns en commentaren van een panel van deskundigen o.g.v. internet, ict, media en samenleving.

De nieuwsbrief is gratis. We gaan zorgvuldig met je gegevens om, we sturen nooit spam.

Abonneren Preview bekijken?

Netkwesties © 1999/2024. Alle rechten voorbehouden. Privacyverklaring

1
0