Het boek is, mede gebaseerd op zijn proefschrift dat Roosendaal 21 mei in Tilburg verdedigde, teruggebracht tot 140 pagina’s over de aard en het beheer van de online identiteit. Hij betoogde ondermeer dat betere bescherming nodig is van gebruikers tegen de gevolgen van de verzameling en verwerking van hun persoonsgegevens door bedrijven voor commerciële doeleinden.
Lange tijd volstond de onderlinge herkenning van gezicht en (toe)naam. De mogelijkheid en behoefte om nieuwe mensen te leren kennen was beperkt vanwege geringe mobiliteit. Daarmee was de noodzaak om meerdere identiteiten – afgestemd op verschillende situaties – te dragen en onderhouden gering.
Met technologische revoluties werd het reizen steeds uitgebreider en de digitalisering van de samenleving versnelde het gebruik van identiteiten in omvang en intensiteit nog meer.
Echter, dit gaat gepaard met veel meer overdracht en opslag van data met informatie over identiteiten en parallel een toenemende zorg over de risico’s. Deze zorg wordt vaak gereduceerd tot constateringen dat de privacy van de burger in het geding zou kunnen zijn.
Wat in elk van de afzonderlijke gevallen privacy is blijft onvermeld en daarmee gaat de maatschappij helaas ook een inhoudelijke discussie structureel uit de weg.
De burger weet veelal niet wie er wat doet met zijn gegevens terwijl hij wellicht heer en meester zou willen blijven over die gegevens en de distributie ervan. Hier komt de informatiefuik in beeld.
Roosendaal noemt dat het proces om steeds makkelijker, bewust of onbewust, steeds meer informatie digitaal te verstrekken met een als maar toenemend verlies aan controle. Dit gaat gepaard met het onbehagelijke gevoel dat er geen weg terug lijkt te zijn.
Want terwijl iedereen rationeel kan beredeneren dat er ook leven zonder sociale media mogelijk is, blijkt dat een stuk lastiger voor een online leven zonder überhaupt sporen achter te laten die voor derden interessant kunnen zijn.
Het boek lijkt in eerste instantie een aantal open deuren in te trappen zoals met voorbeeld Project-X in Haren, en profilering voor webreclame. De verdienste van Roosendaal is dat hij deze processen en gebeurtenissen verbindt in een uitgebreid beeld van digitale sporen van individuen en het gebruik ervan.
Uiteraard beoogt dit de vraag op te roepen bij de gemiddelde internetter of hij er weet van heeft. Dit kan eveneens leiden tot de verzuchting dat je slechts een willoos product bent, overgeleverd aan de grillen van een beperkt aantal zeer dominante marktspelers.
Echter het uiteenzetten van al dat verlies van controle over de digitale ID aan derden – en waardoor de burger dus als het ware in een fuik belandt – is tevens de eerste aanzet voor een handleiding hoe hiertegen te ageren.
Het boek sluit af met vier stappen die volgens Roosendaal nodig zijn om digitale identiteiten te beheren:
1. Meer transparantie bij de ondernemers en
2. een betere informatievoorziening door diezelfde ondernemers;
3. Bedrijven die data vergaren moeten meer respect te tonen voor de gebruikers.
4 Meer kennis c.q. bewustwording bij de gebruikers
In hoeverre het appèl op bedrijven realiseerbaar is en niet te veel indruist tegen de bestaande bedrijfsmodellen, blijft vooralsnog gissen. De inmiddels beruchte quote van Zuckerberg dat privacy een ding uit het verleden is, en de herhaaldelijk in het boek genoemde slachtofferschap van gebruikers lijkt deze stappen vooralsnog in de weg te staan. Roosendaal biedt hier geen concrete handvatten.
Het appèl voor meer bewustwording is in theorie ook aardig, maar wie dat moet stimuleren of initiëren is al jaren onderwerp van veel overleg met nauwelijks concrete resultaten.
In die zin is ‘Informatiefuik’ wat te plichtmatig. Ik vind dat niet erg, want de beschrijvingen dagen de lezer uit om zijn eigen digitale positie te herijken.
Het boek is in dat opzicht een goed startpunt, niet alleen om kennis te vergaren en een redelijk compleet beeld van de complexe materie te krijgen, maar ook voor een bredere discussie over alle aspecten van de omgang met digitale identiteiten. Dat zijn er echt heel veel, en momenteel worden die door burgers en samenleving klakkeloos geaccepteerd. Hoe lang nog?