Heeft u weleens een politieke post gedeeld op Instagram? Een demonstratie bijgewoond, of een boek uitgeleend? Misschien weleens een watermeloen vastgehouden? Dan is het tijd om even op te kijken van uw vakantieboek. Terwijl half Nederland out of office is, wordt er namelijk in relatieve stilte een wetsvoorstel voorbereid dat niet zou misstaan in Erdogans Turkije.
Niet het woningtekort of de stikstofcrisis blijkt zo urgent dat er midden in de zomer een inspraakmoment voor nieuwe wetgeving (‘wetsconsultatie’) wordt georganiseerd, maar de ‘verheerlijking van terrorisme’. Na twee mislukte pogingen – door Mona Keijzer in 2016 en door Madeleine van Toorenburg in 2018, beiden namens het CDA – is nu het (demissionaire) kabinet in de pen geklommen om de “verheerlijking van terrorisme, de verspreiding van verheerlijkende geschriften en openlijke steunbetuiging aan terroristische organisaties” apart strafbaar te stellen.
Dat lijkt niet zo problematisch: terrorisme, daar is toch iedereen op tegen? Juist daarin schuilt het gevaar om dit soort voorstellen kritiekloos te accepteren. Zoals internationale en Europese mensenrechteninstanties al jaren waarschuwen, is het begrip ‘verheerlijking van terrorisme’ uiterst gevoelig voor politieke willekeur en discriminatie.
Het kan daarmee uiteindelijk leiden tot de criminalisering van tegenspraak en het vervolgen van journalisten, activisten en andere critici. Zo wordt al in vier Europese landen naar klimaatactivisten verwezen als ‘ecoterroristen’ en werden in Spanje, Frankrijk en Engeland al verschillende journalisten vervolgd onder antiterrorismewetgeving.
Dat ook in onze eigen Tweede Kamer het begrip ‘terrorisme’ nogal aan inflatie onderhevig is moge duidelijk zijn: van VVD-leider Dilan Yesilgöz die het delen van een foto met een watermeloen kwalificeert als steunbetuiging aan Hamas, Geert Wilders die duizenden deelnemers aan het Rode Lijn-protest collectief en ongefundeerd wegzet als ‘voor Hamas’. Of BBB-voorvrouw Caroline van der Plas die het AD, Trouw en ANP ervan beschuldigt ‘terrorisme te bagatelliseren’.
Die uitspraken zijn in het bijzonder verontrustend in het licht van dit wetsvoorstel, waarvoor de regering strafrechtelijke vervolging al gerechtvaardigd acht bij ‘een leus, uitspraak of symbool’ met een indirecte link met terroristische misdrijven. Wanneer er sprake is van ‘een indirecte link’ of ‘verheerlijking’ wordt nauwelijks afgebakend. Zo wordt het opeens niet zo ondenkbaar meer dat dit wetsvoorstel kan leiden tot een forse inperking van onze demonstratie- en uitingsvrijheid in de naam van law-and-order.
Extra zorgwekkend is daarom hoe breed het wetsvoorstel dit keer is ingestoken. Een cruciaal verschil met de vorige initiatiefwetten is dat de nieuwe wet geen terroristisch of gewelddadig oogmerk vereist. Met andere woorden: het is onder deze wet irrelevant of je iets zegt of deelt in bijvoorbeeld je professionele capaciteit als journalist of onderzoeker. Het maakt je net zo goed strafbaar.
Waar Mona Keijzer in haar voorstel nog schreef dat er natuurlijk een uitzondering is voor journalisten, wordt er in het huidige voorstel met geen woord meer gerept over de bescherming van de pers, wetenschap en andere pijlers van het vrije woord.
Tot slot blijft ook van de noodzaak van de aparte strafbaarstelling van ‘verheerlijking van terrorisme’ weinig overeind. Dit was in 2016 al een van de kritiekpunten van de Raad van State. Het kabinet noemt nergens voorbeelden of aantallen van zaken waarin vervolging wel gewenst, maar niet mogelijk was op basis van de bestaande delictomschrijvingen van haatzaaien, opruiing en groepsbelediging.
Ook bij de observaties over ‘onrust in de samenleving’ en de toename van radicalisering onder jongeren blijkt nergens hoe de strafrechtelijke vervolging van het delen van een politieke Instagram-post daadwerkelijk tot een veiligere maatschappij gaat leiden. Zo glijden we met elke ‘ervaren’ crisis een beetje verder weg van de eisen die we aan inperkingen van de vrijheid van meningsuiting stellen: dat iets strikt noodzakelijk is, proportioneel en voldoende afgebakend in de wet.
In de komende maanden gaat de Tweede Kamer het voorstel behandelen. Wat de burger moed geeft, is dat al meer dan 11.500 Nederlanders via een formele online wetsconsultatie hun bezwaren bij deze wet hebben laten weten.
Laten we ervoor zorgen dat hun geluid niet onopgemerkt blijft, en voorkomen dat deze wet stilletjes ons Wetboek van Strafrecht insluipt.
*) Jasmijn de Zeeuw is juridisch adviseur en onderzoeker bij Free Press Unlimited. Een versie van dit artikel verscheen eerder in de Volkskrant.
**) Photo by Maria Oswalt on Unsplash