Op zaterdag 10 mei 2025 schreef ik een essay in Het Financieele Dagblad dat nogal wat heeft losgemaakt. In het stuk openbaarde ik dat ik mij de afgelopen jaren heb voorgedaan als een jonge Marokkaans-Nederlandse auteur, Sadiqa Almakhadie genaamd. Niet om een boek uit te geven (een van de vele misvattingen in deze kwestie) maar om iets aan de kaak te stellen.
Kort gezegd kwam het erop neer dat ik, de ‘saaie, van elk mediahaakje gespeende’ Joris van Os, niet interessant was voor uitgevers, terwijl Sadiqa door de literaire uitgevers juichend werd onthaald. Zij kreeg de Hollands Maandblad Prozabeurs 2021/2022 en een boekcontract, en ook literaire redacteuren van andere uitgevers prezen haar werk de hemel in.
De strekking van mijn stuk was dan ook dat er in de Nederlandse uitgeefwereld vaak naar uiterlijk wordt gekeken, en niet naar de inhoud van het boek. Uitgevers, stelde ik vast, willen liever een mooie dan een lelijke vrouw, en alleen een allochtone stem als die op dat ogenblik ‘lekker in de markt ligt’.
Dit cynisme, meende ik, verdiende een kanttekening. Mijn kerngedachte, als ik die zo mag uitdrukken, is dat je geen enkele auteur recht doet door naar iets anders te kijken dan naar zijn werk. Echter, alle schrijvers, zwart of wit, man of vrouw, mooi of lelijk, zijn de dupe van een wereld die draait om hijgerige mediahaakjes. Met enige overdrijving zou ik willen zeggen: het enige wat je over een roman hoeft te weten is dat die door een schrijver geschreven is.
Missers in de media
In de voorbije weken bleek dat het erg lastig is, misschien zelfs ondoenlijk, om een dergelijke genuanceerde boodschap naar buiten te brengen zonder - op hilarische wijze - verkeerd begrepen te worden.
Media aan de rechterflank meenden dat ik bedoelde dat de ‘witte man’ wordt achtergesteld, en gingen met die lachwekkende lezing aan de haal. Aan de linkerflank nam men die invulling klakkeloos en gretig over, zoals uit verschillende reacties bleek.
Waarom gaat het zó snel mis in de media? Het lijkt erop dat de huidige links-rechtspolarisatie een grote rol speelt in de wijze waarop nieuwe informatie door de samenleving wordt geabsorbeerd. Vrijwel elke stelling wordt onmiddellijk van alle gelaagdheid ontdaan en in twee tegengestelde stukken gescheurd; in no time is er weinig meer van over dan een karikatuur.
Plooien gladgestreken
De links-rechtspolarisatie verdraagt geen nuance. Plooien moeten voortdurend worden gladgestreken. Er moet koste wat kost, zo lijkt het, een narratief worden uitgedragen.
Wat mijn essay betreft, dat ging eigenlijk nauwelijks over links of rechts, zwart of wit. Feitelijk trok ik uit mijn avonturen maar twee conclusies:
Allochtone schrijvers zijn er al een tijdje. Er is eigenlijk maar één sector die erin geslaagd is om honderd procent wit te blijven, en dat is de uitgeefbranche. Inclusie voor de bühne noemen we dat.
Over dat laatste hoor ik geen linkse verontwaardiging. Ook niet over redacteuren die liever een mooie dan een lelijke vrouw willen. Dan halen veel mensen ineens de schouders op. Want tja, ‘de schoorsteen moet roken’, ook bij uitgevers.
Veel aandacht ging naar het feit dat ik me als een allochtone vrouw heb voorgedaan. Ongetwijfeld een doodzonde in bepaalde kringen. Er waren zelfs mensen die zich afvroegen of je wel vanuit een perspectief van een vrouw van kleur mag schrijven (wat ik in mijn roman doe).
Inleven in de ander
Nogmaals, het essay ging hier niet over, maar ik wil er best wat over zeggen. Mag je je voordoen als een ander? Ja, dat mag. Dat móet zelfs! Iedereen moet zich voordoen als de ander. Hoe komen we ooit nader tot elkaar als je je niet mag inleven in de ander?
Een van de helaasheden van het postmoderne activisme is de dolzinnige mening dat je je daarmee schuldig maakt aan culturele toe-eigening. De ander is dus iemand waarmee je je niet kan – zelfs niet mág vereenzelvigen. Je medemens, met wie je 99,9 procent van je DNA gemeen hebt, wordt daarmee tot een absolute, onkenbare Ander.
Nou, weet u, ik heb niet zo veel zin om mijn medemens op die manier van me te vervreemden. Ik kijk naar hem als een uniek individu met persoonlijke opvattingen en eigenschappen, niet als een lid van deze of gene etnische groep die ik op een bepaalde, voorgeschreven wijze dien te behandelen, of in wie ik me niet mag verplaatsen.
Daarom is literatuur zo belangrijk. Omdat je met de literatuur in elkaars kop kunt kijken. In elkaars ziel zelfs. Wat kan er mooier zijn dan dat? Bent u een racist, schrijf een boek vanuit het perspectief van een zwarte asielzoeker, u zult zien hoe u daar van opknapt. Bent u een allochtoon, schrijf een roman vanuit het perspectief van een witte PVV-politicus. Wat voor fantastische literatuur zou daar niet uit voorkomen?
Mijn bescheiden boodschap was, nogmaals, dat je geen schrijver recht doet door hem op iets anders te beoordelen dan op de inhoud. Ik zou het, gezien het voorgaande, nog wat verder willen doortrekken:
Je doet geen mens recht door hem op iets anders te beoordelen dan op de inhoud.
*) Joris van Os is schrijver, vertaler en beeldend kunstenaar. Een versie van dit artikel verscheen eerst in Trouw.