UnHerd.com het haasje
De Britse website UnHerd werd in 2017 opgericht en beschrijft zichzelf als een platform om tegen de kudde in te denken, zonder verbinding aan specifieke tradities of politieke partijen. De oprichters staan aan de rechterkant van het politieke spectrum, maar de artikelen en podcasts zijn gemaakt door auteurs met diverse achtergronden.
UnHerd ging advertentieruimte aanbieden, maar de opbrengsten bleven ver achter bij de verwachtingen. De oorzaak bleek de Global Disinformation Index (GDI). Deze organisatie is in 2018 opgericht om online desinformatie te bestrijden, met geld van filantropen en overheden in de VS, Europa en Groot-Brittannië. Ze kwalificeren websites in een ‘desinformatie-index’. Hoe meer desinformatie, hoe lager de score. Adverteerders hanteren die om websites (deels) te mijden.
UnHerd had een lage GDI-score. Oorzaak waren vooral de artikelen van de Britse feministische filosoof Kathleen Stock, beroemd/berucht vanwege haar kritiek op de beweging voor transgenderrechten. Los van haar argumenten vind ik het schokkend dat een particuliere organisatie zonder democratische controle met een discutabele classificatie bepaalt wat wel en geen desinformatie is, advertentie-inkomsten kan afknijpen en indirect censuur opdringen. Je zou er bijna een complotdenker van worden!
Paniek over mis- en desinformatie
Organisaties als GDI spelen in op de zorgen over misbruik van informatie om persoonlijke, commerciële, politieke of geopolitieke doelen te bereiken. Desinformatie zou enorm toegenomen zijn en mensen zouden meer en meer geloven in onwaarheden en misleidende informatie.
Dat zou vervolgens hun gedrag beïnvloeden en negatieve effecten hebben op individuele burgers en de samenleving: gevaarlijke medische adviezen, vervuiling van publiek debat, invloed op verkiezingsuitslagen, polarisatie, radicalisering, complotdenken, feitenvrije politiek, groeiend wantrouwen in instituties, tot aan ondermijning van de democratie en toenemende openheid voor antidemocratische, autocratische en ‘illiberale’ politiek.
Deze zorgen begonnen in 2016 met de Brexit en de verkiezing van Donald Trump als tekenen van het ‘post-truth’ tijdperk. Nepnieuws en alternatieve feiten verspreiden zich razendsnel en massaal, geholpen door de sensatiebeluste algoritmes van sociale media. “Een epistemologische crisis,” aldus Barack Obama in 2020.
De tweede paniekgolf ontstond in het kielzog van de coronapandemie. Overheidsinstanties en wetenschappers waarschuwden voor een ‘infodemie’: medische desinformatie die zich exponentieel verspreidde en de bestrijding van de pandemie bemoeilijkte. Desinformatie is nog erger dan een epidemie, zei de president van de Amerikaanse Academie van Wetenschappen in 2021. Facebook en LinkedIn verwijderden op verzoek van overheidsorganen als misleidend aangemerkte berichten.
De derde golf begon eind 2022 met de introductie van ChatGPT bij het brede publiek. Er dreigde productie van desinformatie op industriële schaal met onder meer deepfakes, een ‘infocalyps’: een eindtijd waarin niemand nep van echt kan onderscheiden. Het World Economic Forum waarschuwde voor desinformatie en EU-president Ursula Von der Leyen wilde een campagne om burgers spreekwoordelijk ‘in te enten’ tegen het virus van desinformatie.
Bij zulke doembeelden hebben filosofen en andere wetenschappers de taak om te reflecteren. Ik ga betogen dat dit aantrekkelijke, eenvoudige verhaal waarin desinformatie burgers in van alles en nog wat laat geloven en zo democratieën ondermijnt, zelf misinformatie is. We moeten anders kijken naar mis- en desinformatie.
Definitie- en identificatieproblemen
Waar hebben we het eigenlijk over? In onderzoek gaat het niet over nepnieuws en alternatieve feiten, maar over misinformatie en desinformatie:
Misinformatie is (slechts) per ongeluk onwaar of misleidend, bijvoorbeeld onbedoelde fouten van journalisten of wetenschappers;
Desinformatie is bedoeld om publiek opzettelijk te misleiden of verwarren: een politieke spindoctor; de fossiele industrie die klimaatverandering bagatelliseert; Russische actoren die verwarring zaaien over de oorzaken van de MH17-ramp.
Caroline misleidend?
Opzettelijke misleiding vaststellen lijkt simpel, maar is het allerminst. Taal, betekenis en communicatie zijn zoveel meer en ingewikkelder dan beweringen uitwisselen. Bleekmiddel helpt echt niet tegen Corona. Een politicus die welbewust cijfers achterhoudt, misleidt met opzet.
Maar er is eindeloos veel informatie in het grote grijze gebied tussen waar en onwaar, misleidend en niet-misleidend. Neem de uitspraak van Caroline van der Plas in de Tweede Kamer in november 2022: “We hebben geen stikstofprobleem, maar een stikstofwetprobleem.”
Is dat nu een onware of misleidende uitspraak, mis- of desinformatie? Ik schat in dat veel mensen zouden zeggen van wel. Het eerste gedeelte van de zin – “We hebben geen stikstofprobleem” – is al voldoende.
Maar toch… Een overmaat aan stikstof leidt tot verlies van biodiversiteit en aantasting van het ecosysteem. Maar welke ecosystemen in Nederland wij hoe wensen te behouden is een keuze, vastgelegd in nationale en Europese wetgeving. Een verstandige keuze, zeker, maar geen hard natuurgegeven.
Met een welwillende interpretatie kun je dus ook zeggen dat Van der Plas in sloganvorm het correcte punt maakt dat we in Nederland door eerdere politieke keuzes en wetgeving klem zitten. Ook als je geen sympathie hebt voor de politieke agenda van de BBB is zo’n uitspraak toch niet overduidelijk mis- of desinformatie.
Eenzijdige waarheden, beelden, metaforen en framing kunnen misleiden zonder dat er echte onwaarheden aan te pas komen.
De werkelijkheid is complex, veelzijdig en veranderlijk. Wat we er erover zeggen is altijd selectief en hoe we dat zeggen brengt altijd interpretatie en duiding met zich mee. Daarachter zitten persoonlijke afwegingen over wat we belangrijk, opvallend of interessant vinden.
Bedenkelijke links-progressieve oordelen
Deze afwegingen hangen weer samen met onze interesses en onze waarden en levensbeschouwing. Begrippen en inkadering brengen altijd interpretatie en selectiviteit mee. Zijn demonstranten betrokken burgers die gebruikmaken van hun recht op vrije meningsuiting? Of zijn het klimaatdrammers, trekkerterroristen, tuig en relschoppers die aangepakt moeten worden?
Kortom: er is puur feitelijke informatie; er is politiek of levensbeschouwelijk gekleurde informatie; er is eenzijdige informatie; en er is ronduit misleidende en onware informatie. De scheidslijnen daartussen zijn onmogelijk scherp te trekken, zo laten mediawetenschappers zien.
Dit betekent dat onderzoek naar mis- en desinformatie moet oppassen voor eenzijdigheid en vooroordelen. Voor je het weet zie je desinformatie vooral bij mensen uit een ander sociaal milieu, met andere politieke voorkeuren of een ander wereldbeeld dan jijzelf. Om het bij mezelf te houden: ik ben religieus en als ik zie hoe onhandig de NOS soms bericht over kerken en religie, dan denk ik ook wel eens: “NOS is fake news.”
Dus moet je met beleid dat desinformatie zou moeten bestrijden terughoudend zijn. Het is onwenselijk wanneer organisaties waar vooral theoretisch opgeleide links-progressieve mensen werken voor de rest van Nederland gaan bepalen wat desinformatie is. Ik zeg het scherp, maar de casus van de Global Disinformation Index toont het concrete gevaar aan.
Verschil tussen mis- en desinformatie
Ik gaf de definitie en het onderscheid, maar hoe bepalen we dat? Opzettelijkheid valt immers niet af te lezen aan de informatie op zich. Je moet weten wat de afzender dacht en bedoelde. Dat weten we lang niet altijd.
Neem Willem Engel, de dansleraar die Nederlands bekendste coronascepticus werd: lijkt misschien een schoolvoorbeeld van desinformatie, maar het kan goed dat hij zelf overtuigd was van z’n gelijk. Probeerde hij dan opzettelijk te misleiden? Vanuit zijn eigen perspectief in elk geval niet.
Een tweede probleem is dat desinformatie stapsgewijs in misinformatie kan veranderen, en weer terug, als ze zich verspreidt. Neem de groeiende groep – zo’n 100.000 mensen – die zichzelf ‘autonoom’ of ‘soeverein’ verklaren. Mensen komen via via op dit idee van anderen die erin geloven. Vaak zoeken advies bij online ‘experts’. In april 2022 bracht NRC een reportage over de zwendel van Ronald Heister, die zijn klanten consults aanbiedt en ‘geboortetrustpapieren’ verkoopt waarmee ze 1,5 miljoen euro van de Belastingdienst zouden kunnen claimen.
Ouderwets eenvoudig bedrog: hij wist het, zijn klanten niet, dus opzettelijke misleiding – desinformatie – en vervolgens misinformatie voor gelovigen in de onzin. Dat gebeurt voortdurend als nieuwsberichten of filmpjes worden geknipt, doorgestuurd, becommentarieerd, uit de context gehaald, geïnterpreteerd. Het verschil tussen mis- en desinformatie is dus vloeibaar.
Kijk nu eens naar hoe de Global Disinformation Index desinformatie definieert: “Opzettelijk misleidende informatie die bewust verspreid wordt, of het weglaten van feiten ten dienste van een [vijandig] narratief.” Deze definitie lijdt aan alle problemen die ik heb besproken en brengt dus risico’s op oneigenlijk gebruik met zich mee, zo leert de casus van UnHerd.com.
Begripsverheldering door filosofen is direct praktisch relevant, zowel voor onderzoek naar mis- en desinformatie als voor beleid en wetgeving. Allerlei noties uit de gereedschapskist van de epistemologie en taalfilosofie, zoals rationaliteit, overtuigingen, rechtvaardiging, betrouwbaarheid, en taalhandelingen zijn bruikbaar voor onderzoek naar de inzet van informatie als wapen. Idealiter gaan zulke filosofische analyses ook direct hand in hand met empirisch onderzoek.
Wat doet desinformatie? Een filosofische helikopterblik
Een tweede rol voor de filosofie is bewegen tussen en boven vakgebieden om inzichten samen te brengen en te integreren. Overzicht bieden vanuit een helikopterblik. Dan zien we allereerst een gapende kloof tussen de beeldvorming over desinformatie en de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek ernaar. Er is ontzettend veel misinformatie over desinformatie!
Is er wel een enorme groei aan desinformatie? Verspreidt die zich sneller? Studies op onder meer Facebook, X/Twitter en Instagram laten zien dat het met de consumptie van desinformatie meevalt, want de verspreiding is sterk geconcentreerd in kleine groepen.
Qua aanbod komt ca. 90 procent van de desinformatie van slechts 0,1–5 procent van de accounts. Aan de gebruikerskant wordt 80–90 procent van de desinformatie slechts gezien door circa 5 procent van de gebruikers. En dat zijn personen die naast die desinformatie nog een heleboel andere informatie zien.
Hoeveel invloed heeft desinformatie?
Ook hier zijn in samenwerking met Meta, moederbedrijf van Facebook en Instagram, grootschalige studies naar gedaan rond de Amerikaanse verkiezingen van 2020. De uitkomsten vielen vooral op door saaiheid: desinformatie beïnvloedt het denken en doen nauwelijks.
Dit gaat dwars in tegen een stroom aan alarmerend nieuws van de afgelopen jaren. Maar eigenlijk zou het niet zo verrassend moeten zijn. We weten immers allang uit allerlei eerder onderzoek dat mensen hun meningen en gedrag helemaal niet zo makkelijk aanpassen.
Voor alledaagse, praktische zaken die we zelf kunnen controleren of waar we vlot feedback op krijgen als ze niet kloppen, is dit bekend: je dacht dat je sleutels in de la lagen, maar ziet ze op tafel liggen. Je dacht dat Abraham Kuyper een studeerkamergeleerde was, maar hij blijkt ook enthousiast alpinist te zijn geweest.
Maar politieke, morele en levensbeschouwelijke overtuigingen, die raken aan onze sociale identiteit, kunnen we niet zelf controleren of ze hangen samen met normen en waarden. Bijvoorbeeld: “De biodiversiteit van de Nederlandse natuur holt problematisch achteruit.” “Nederland kent een te grote vermogensongelijkheid.”
Onwelgevallige info mijden
Zulke overtuigingen, die raken aan ons zelfbeeld, aan wie we willen zijn, geven we niet zomaar op. Onderzoek laat dat keer op keer zien. Filosoof en psycholoog Hugo Mercier stelt dat mensen informatie ‘defensief’ verwerken: wat niet past bij wat ze al denken of wat ingaat tegen hun gezonde verstand wordt strenger beoordeeld en bij voorkeur buiten de deur gehouden.
De politicologen Christopher Achen en Larry Bartels bespreken decennia aan onderzoek waaruit blijkt dat mensen in hun politieke opvattingen weinig veranderen. Ze zijn eerder vaste fans van hun partij of hun politici dan nieuwsgierige onderzoekers die hun mening steeds herzien.
Onderzoek naar complotdenken bevestigt dit beeld ook. In weerwil van de krantenkoppen laten de enquêtes van politicoloog Joe Uscinski zien dat geloof in complottheorieën vrij stabiel blijft en niet echt toeneemt. Uscinski’s nuchtere interpretatie is dat er altijd wel mensen zijn die wilde anti-establishment samenzweringstheorieën omarmen; soms de een, dan weer de ander – net wat er voorhanden is.
Kortom: mensen veranderen niet gemakkelijk van mening over zaken die bij hun sociale identiteit en zelfbeeld horen. Het idee dat desinformatie mensen zomaar van alles en nog wat kan laten geloven en hun gedrag kan veranderen klopt gewoon niet.
Soms grote invloed van desinformatie
Zijn alle zorgen over desinformatie dan uit de lucht gegrepen? Nee, dat is te optimistisch. Neem deze casus: in haar nieuwe boek, Autocracy Inc. vertelt de Amerikaans-Poolse journalist Anne Applebaum over een Europese diplomaat, die zich verbaasde hoe weinig de Afrikaanse studenten wisten over de oorlog in Oekraïne. Wat ze wel ‘wisten’ betrof Russische staatspropaganda: Oekraïeners zouden Nazi’s zijn en de invasie was de schuld van de NAVO.
Applebaum beschrijft hoe na aanvang van de invasie overal in media in China, Afrika, Azië en Zuid-Amerika wilde verhalen verschenen over Amerikaanse financiering van biologische laboratoria in Oekraïne waar ze experimenteren met vleermuisvirussen. Evident Russische propaganda.
Rusland en China oefenen overal ter wereld structurele invloed uit om media-aanbod te beïnvloeden via televisiekanalen, journalistieke websites en gecoördineerde legers van socialemedia-accounts. Het geopolitieke doel waar ze elkaar in vinden, is de ondermijning van Westerse democratieën en hun idealen.
Hier lijkt desinformatie dus een effectief wapen, in tegenstelling tot wat ik opperde. Hoe kan dat? Een paar punten:
1. Dit betreft een langdurige, grootschalige en gecoördineerde operatie in Afrikaanse media, en niet wat losse berichten die mensen voorbij zien komen. De Russische staatszender RT heeft een vaste plek met Franstalige uitzendingen. Russische influencers hebben miljoenen volgers en er zijn netwerken van ondersteunende websites.
2. Desinformatie bereikt mensen via mainstream kanalen tussen allerlei andere normale berichtgeving via verschillende betrouwbare bronnen.
3. Russische desinformatie over de NAVO en Oekraïne vindt in Afrika een veel vruchtbaardere grond dan in Europa en Amerika vanwege het koloniale verleden. Afrikanen wantrouwen Rusland op voorhand minder, omdat ze niet de geschiedenis van een Koude Oorlog hebben. Bovendien is Oekraïne vanuit Afrika ver weg en zal de gemiddelde Afrikaanse student niet veel voorkennis hebben (net zoals dat Europese studenten weinig weten over Afrikaanse landen).
Deze factoren samen maken dat informatie die de NAVO en Oekraïne in een negatief daglicht stelt een gemiddelde Afrikaanse student waarschijnlijk best plausibel voorkomt.
Zulke grootschalige en psychologische slimme desinformatie-operaties kunnen wel een echte bedreiging zijn, reden voor meer onderzoek met twee belangrijke aandachtspunten:
1. De rol van vertrouwen
Wat we denken, hangt sterk af van wie we vertrouwen. De keerzijde daarvan is net zo belangrijk: als je meningen wilt veranderen, moet je veranderen wie en wat mensen vertrouwen. Concreet: NRC en de Volkskrant kunnen nog zoveel analyses en fact-checks publiceren van uitspraken van Geert Wilders of Caroline van der Plas, dat gaat PVV- en BBB-stemmers niet op andere gedachten brengen; ze hebben toch al geen fiducie in deze kranten.
Belangrijke onderzoeksvragen hier zijn dus hoe media, overheid, wetenschap en andere organisaties het vertrouwen van diverse groepen burgers kunnen opbouwen of terugwinnen. Wat is er nodig om betrouwbaar te zijn? En wat maakt dat burgers vertrouwen verliezen of opbouwen?
2. De rol van structuren
Welke invloed hebben sociale verbanden, informatie-ecosystemen – en overkoepelende verhalen en wereldbeelden op het succes van informatie als wapen?
Als kwaadwillende actoren erin slagen om een stabiele plek te verwerven in reguliere oude en nieuwe media, of zelfs hele informatie-ecosystemen bouwen waar eenzijdige informatie of echte desinformatie een vast onderdeel van is, dan kan desinformatie op den duur wel degelijk invloedrijk zijn.
Desinformatie kan gevaarlijk inspelen op actuele maatschappelijke controverses (pro-Palestina-, boeren- en klimaatprotesten), bestaande vooroordelen (immigratie), intuïtie (vaccinatie, zonnebrandcrème) of de voorliefde voor simplistische verklaringen en kant-en-klare oplossingen die we allemaal hebben.
Zulke informatie gaat er het makkelijkst in. Dat geldt nog sterker als ze eenmaal eenvoudig en ruim beschikbaar is via mediakanalen en bronnen die ‘gemainstreamd’ zijn voor mensen. Slim aanbod van desinformatie creëert de vraag ernaar. De gelegenheid maakt niet alleen de dief, maar ook de wappie.
Hier liggen nog meer relevante onderzoeksvragen: hoe bouwen en behouden we open en diverse mediaplatforms en -ecosystemen? Welke strategieën benutten kwaadwillende actoren om maatschappelijke conflicten en sluimerende vooroordelen uit te buiten en te escaleren? En wat kunnen we daartegen doen als individuen en als samenleving?
Allemaal grote kwesties, dus genoeg werk voor mij als filosoof, maar ook voor samenwerkingen met andere disciplines die studie maken van desinformatie, propaganda, complotdenken en informatie-oorlogvoering.
*) Dit is een bewerking van de inaugurele rede van Jeroen de Ridder aan de Vrije Universiteit van 13 juni 2024, bij de benoeming als hoogleraar Politieke epistemologie aan de Faculteit Geesteswetenschappen op een University Research Chair voor een excellent niveau. (redactie: Peter Olsthoorn)
**) Grote afbeelding: Nicolae Ceausescu, een van de grootste misleiders van de vorige eeuw