Michel van Eeten over taal en techniek, oververhitte oordelen en Pauw & Witteman

Michel van Eeten (1970) is homo universalis: als hoogleraar Technische Bestuurskunde in Delft, gewaardeerd romanschrijver met Tegennatuur en bekroond weblogger met Bijzinnen.com. Ondermeer cybersecurity en Next Generation Networks trekken zijn aandacht. De journalist geniet van zijn hoge intelligentie gekoppeld aan een nuchtere blik.

Michel van Eeten deed als wetenschapper onder meer onderzoek naar cybercriminelen, treinconducteurs en rendiermanagers. Zijn proefschrift over vastgelopen milieucontroverses werd ooit te literair bevonden. Voor zijn persoonlijke stukken op Bijzinnen.com kreeg hij in 2008 de
prijs voor de best geschreven Nederlandse weblog.

‘Tegennatuur’ kwam op de tiplijst van AKO Literatuurprijs 2009 als ‘verrassend romandebuut over de oplosbaarheid van onoplosbare problemen. Grad Vaessen, beproeft zijn geluk in de Verenigde Staten en vervalt daar van de ene hilarische situatie in de andere. Hoe reëel is deze fictie? Slapstick of cynisme? Immers, symboliek in politiek en beleid is zijn stokpaardje.

Al in 2001 heeft het Journal of Policy Analysis and Management, een leidend internationaal tijdschrift over beleidsanalyse een artikel van Van Eeten over Nederlands luchtvaartbeleid (uitbreiding Schiphol) bekroond met de prijs voor het beste artikel. Dat ging over ‘onhandelbare problemen’ als gevolg van veel belanghebbenden met tegengestelde belangen. Dat is nog steeds een geliefd thema van Van Eeten.

Zijn recente onderzoek is gericht op het beheer van de infrastructuur, zowel risicobeheersing en betrouwbaarheid van de elektriciteits-, telecommunicatie als vervoersnetwerken. Van Eeten adviseerde het ministerie van Economische Zaken, de Internationale Telecommunicatie Unie en de OESO over ondermeer beheer, beveiliging, betrouwbaarheid en betrouwbaarheid van kritieke infrastructuur. Als docent van de ambtenarenopleiding NSOB in Den Haag kan hij een ander stokpaardje, ‘symbolische taal in de politiek en beleid’, aan de praktijk toetsen, tot genoegen van de studenten.

Stapels boeken bovenop de boekenkast op de werkkamer van Van Eeten aan de TU Delft. Hij heeft ze geen van alle helemaal gelezen: “Al bij het schrijven van veel non-fictie boeken gaan auteurs ervan uit dat je niet het hele boek leest maar de voor jou relevante delen scant. Dus veel boeken bestel ik om die reden.”

Tijd voor de e-reader? “Voor vakliteratuur zeker. Kun je ook goed zoeken. Ik zoek veel via Google Books de passages die ik nodig heb en sla dan pas het boek zelf op. Je hebt nog veel gedoe met licenties. Een pagina uit een fysiek boek kun je nu eenvoudiger even kopiëren voor een student. Het gaat om gigantische tarieven in markten met weinig concurrentie. Bij studieboeken zijn er enorme melkkoeien voor die uitgevers.”

Zijn eigen boek Tegennatuur is redelijk verkocht en, hopelijk, wel helemaal gelezen. Het schrijven vergde een jaar of drie: “Weekeinden, een paar vakanties, het opnemen van een verlofstuwmeer van een maand of twee. Ik heb gelukkig een vrouw die het prima vindt als je op je kamertje stil zit te typen. Voor m’n dochters ben ik daar niet altijd veilig, maar het is ook leuk weer gevonden te worden.”

Het boek werd goed ontvangen. “Daar was ik enorm blij mee. De bandbreedte van de behandeling van zo’n boek is groot: de meeste literaire werken komen niet over het voetlicht, krijgen geen besprekingen. Een paar boeken, de Robert Vuijsje-achtige fenomenen, krijgen vreselijk veel aandacht. Dit boek is daar niet geschikt voor, want het is niet voor een breed publiek. Ik wist tevoren dat een specifiekere groep mensen plezier aan zou beleven.”

Toch verraste de breedte van de reacties hem. Die van ambtenaren die schreven dat ze huilend van het lachen van het boek hadden genoten, bevallen Van Eeten het best. Anders is dat met journalisten in recensies en interviews: “Die vonden het boek vrijwel zonder uitzondering cynisch, soms zelfs zwartgallig. Dat komt meer door hun kijk op de wereld dan door de inhoud.

De mensen in de wereld die ik beschrijf vonden het hilarisch. Journalisten hebben kennelijk een blik op de wereld die botst met bepaald soort observaties van de realiteit. Journalisten zijn zelf sceptisch en argwanend, dat moet ook. Daar ligt ook vaak een zeker cynisme onder. Maar dat cynisme maakt henzelf ongemakkelijk. Dus als iemand anders dat expliciet maakt, dan is dat te confronterend. Dan werd het ongemakkelijk. Wat zij cynisch noemen vind ik bevrijdend. Ze zijn wellicht bang voor de realiteit die ze zelf zoeken.”

Taal en techniek

Van Eeten begon aan een volgende roman, maar is daar tijdelijk mee gestopt omdat hij bezig was met zijn oratie die inmiddels verscheen onder de titel Techniek van de Onmacht. “Ik kan me niet op twee grote nieuwe dingen tegelijk concentreren. Ik wil meer naar de klassieke vragen van de beleidskunde, wat meer weg van de technologie. Eén van mijn grote interesses was altijd de rol van taal en symboliek in politiek en bestuur. In de oratie wil ik dat verbinden met technische vragen.”

Daarmee lijken de wetenschappelijke en literaire wegen samen te komen: “Ja, het zijn beide fascinaties van me. Ik probeer dat in de oratie toe te passen op fatalisme in de ambtelijke sfeer en politiek en dat te knopen aan technische vraagstukken als internetbankieren en de OV-chipkaart. Ik moet er heel veel over lezen. Daardoor kon ik te weinig nadenken over de roman. Daar werd ik heel chagrijnig van. Ook al neem ik dan in de oratie een thema dat ook in het eerste boek al een rol speelt en dat me ook emotioneel raakt.”

Van Eeten is een ouderwetse homo universalis, die alfa en beta in zich verenigt op een hoog niveau. Zijn optreden tijdens een seminar van Economische Zaken in november 2009 over netwerkneutraliteit viel bijzonder op. Van Eeten toonde zich qua intelligentie superieur, vond ik. Van Eeten: “Die opmerking maakt me wat ongemakkelijk, maar ik laat ze maar even voor rekening van de spreker. Het voordeel was dat ik als buitenstaander wellicht makkelijker de argumenten kan ontrafelen. Mensen daar zaten er misschien te dicht op.”

Dat klopt, netwerkneutraliteit wekt extreme standpunten op bij vóór en tegenstanders: de ene helft wil dat de overheid vrij, non-discriminatoir verkeer garandeert, de ander dat er geen dwingende voorschriften komen. Van Eeten liet, boven die standpunten staande, zien dat de argumenten van verschillende kampen weinig realistisch zijn.

Van Eeten toonde perfect aan dat het debat over netneutraliteit verzand is in morele simplismen. Zo stelde hij scherp vast: waarom koopt Martijn van Dam (PvdA) een iPhone als hij er principieel zo tegen is dat Apple hem sommige diensten en toepassingen zoals Skype met opzet onthoudt?

Met die vraag bracht professor Michel van Eeten van de TU Delft niet enkel het Kamerlid in verlegenheid tijdens deze discussie over (internet)netneutraliteit eind vorig jaar, maar gaf ook de kern weer van de discussie weer.

Die ging over de toegang tot alle diensten en informatie van internet zonder discriminatie: kan de consument in de markt zelf aan aanbieder kiezen die zijn (mobiele) verbinding niet voor onwelgevallige toepassingen (p2p, nieuwsservers, mobiele voip) 'afknijpt' of moet de overheid erop toezien en regels instellen?

Voorstanders van netwerkneutraliteit heten de 'good guys' in deze discussie, die de hogere morele standaarden in het vaandel houden. Tijdens genoemde discussie trok de lobbyist van Skype die rol handig naar zich toe en kreeg impliciet steun van Van Dam en toenmalig staatssecretaris Frank Heemskerk en Martijn van Dam. Apart van elkaar bekritiseerden zij de blokkering van Skype door aanbieders van mobiele netten en van mobiele apparatuur als de iPhone.

Van Eeten maakte juist een eind aan stokpaardjes van vóór en tegenstanders en stal de show qua vorm en inhoud: in voortreffelijk 'Amerikaans' maakte hij korte metten met de opvattingen over de waarden die de pleitbezorgers van netneutraliteit hanteren.

Concurrentie, innovatie, eerlijk speelveld; kwaliteit van dienstverlening, vrije keuze voor de consument. Je vindt echt niemand die tegen deze ‘nobele’ waarden is. Maar, zei Van Eeten, ze vormen in feite 'clouds of goodness'. In de praktijk kom je er niet zo ver mee. De weg van deze waarden naar normen (wet) is er een van voetangels en klemmen die veelal niet tot het gewenste resultaat leidt.

Het debat, leerde Van Eeten ons, gaat om de keuze tussen concurrerende voorwaarden, en er spelen valse claims mee als er gesproken wordt over 'pro-consument' versus pro-operators. Al heel snel bevind je je in troebel water. Dat blijkt goed uit de vele stukken over netneutraliteit die veelal verzanden in vage, morele argumenten. Van hieruit maatregelen invoeren draagt het risico van contraproductieve gevolgen.

Amerikaanse ervaringen en veel tv-kijken

Hij sprak ook nog eens voortreffelijk Amerikaans-Engels: “Dat komt waarschijnlijk door veel tv kijken. Ik heb pas na mijn promotie in de Verenigde Staten gewerkt.” Hij was werkzaam bij de universiteit van Berkeley. Toch verliet hij de VS weer: “Als je al voorgoed weet binnen te komen, wat door het politieke aannamebeleid niet makkelijk is als blanke mannelijke Europeaan, dan moet je een enorme prijs betalen om daar in de hoogste regionen te kunnen meespelen. Wetenschappers hadden geen sociaal leven door de moordende concurrentie en het arbeidsethos. De kwaliteit van het werk is adembenemend hoog, maar ik wilde als boer terug naar de boerderij. Ik vind het prettig hier een tandje lager te opereren.”

Is dat echt fijn om niet naar het hoogste te streven? “Maar een paaar wetenschappers zitten echt op de top van de apenrots. Daaronder is je positie altijd relatief, ook al denken velen zelf dat ze toponderzoeker zijn. Om aan die top te komen en er te blijven had ik daar echt m’n leven aan moeten opofferen. Dat ging me gewoon te ver. Ik was volgens mij ook niet goed genoeg voor.”

Het wetenschappelijk klimaat hier bevalt hem beter: “Zo’n seminar over netwerkneutraliteit kun je er hier bij doen en er tijd voor vrijmaken. In Amerika veroorloven wetenschappers zich doorgaans dat soort uitstapjes naar de praktijk minder. Wetenschappelijk is zo’n workshop aardig voor je profiel, maar het houdt je als topper af van je onderzoek en toppublicaties.”

Van Eeten vind de verhouding tussen wetenschap en beleid soepeler dan in de VS: “Dat is daar heel moeizaam, een paar uitzonderingen daargelaten; zoals de jurist Lawrence Lessig die recent in Nederland was. Hij bepaalt mede het maatschappelijk debat over internet, is zeer getalenteerd, maar staat als rechtsgeleerde zeker niet aan de wetenschappelijke top.

Mijn groep doet heel veel contractonderzoek en dat vind ik juist zo boeiend. Je moet je handen vuil maken, want er zijn nooit eenvoudige antwoorden en vaak ontbreken het geld en de tijd om het echt goed te onderzoeken. Dan betekent het in de praktijk vaak zo snel mogelijk gezond verstand mobiliseren.”

Hier zijn ook veel klachten over een kloof tussen wetenschap en beleid. “Dat valt mee, natuurlijk kun je over politiek klagen zoals Vincent Icke doet. Maar ik zie en ervaar juist heel veel actie tussen wetenschap en beleid. We worden voortdurend geraadpleegd.”

Politiek zo slecht niet

Politiek is veel hap snap in tegenstelling tot wetenschap? “Politiek is geen wetenschap en heeft een eigen dynamiek. Politici hebben andere functies en andere manieren van werken. Ik heb daar geen moeite mee. Politiek is een moeilijk vak.”

Maar neem een debat over iets als netwerkneutraliteit, dat is van een veel lager niveau in de Twee Kamer dan tussen wetenschappers. Dat geldt voor veel onderwerpen. Van Eeten ontkent: “Dat vind ik zo’n onzinvergelijking. Zoiets beweerde laatst ook Joris Luyendijk met elektrische auto’s. Hij verbaasde zich over het beginnersniveau. Maar dan heeft hij niet door hoe een parlementaire democratie werkt.

Dat zijn 150 mensen die voortdurend van alles waar wij ons ooit druk over maken kennis moeten verzamelen en zich een mening moeten vormen. De ondersteunende staf houdt niet over, dus ze laten zich wat meningen aanleunen van mensen die niets beters te doen hebben dan nadenken over elektrische auto’s. Het is een waanidee dat je een Tweede Kamer zou moeten bevolken met experts. De taak van politici is niet deskundig te zijn, maar de voorkeuren van kiezers tot uitdrukking te brengen. Dat is een ander vak.”

Maar ze zouden wat grondiger en efficiënter informatie tot zich moeten nemen?

Van Eeten: “Volgens mij zitten die mensen er ook. Zo’n van Martijn van Dam die ik sprak na het seminar over netwerkneutraliteit. Ik was het niet met hem eens, maar dat was een hele pientere kerel. Hij wist zich goed een mening te vormen. Maar hij doet ook de woordvoering over Afghanistan, de rest van het buitenlandbeleid en moet dan ook media en technologie doen, met al die details. Ga er maar aanstaan.”

Is het politieke systeem dan nog wel geschikt om goede besluiten te nemen?

“Steeds minder mensen hebben vertrouwen in de parlementaire democratie. Maar we moeten nu eenmaal via vertegenwoordigers beslissen. Dan is er altijd een kloof tussen direct betrokkenen en die Kamerleden. Het telecombeleid in Nederland vind ik heel redelijk.”

Opta bepaalt alles en degenen die zich benadeeld voelen stappen naar de bestuursrechter die dan uiteindelijk de zeggenschap heeft. Kan het parlement met deskundige ondersteuning van wetenschap dat niet doen?

Van Eeten: “Wat dan? De instelling van zelfstandige bestuursorganen zoals de Opta is juist bedoeld om de Tweede Kamer te ontlasten en complexe regelgeving meer bij specialisten neer te leggen. De Opta onderhoudt de contacten met alle betrokken, weegt claims af, en neemt besluiten. Dat werkt toch goed? Moet je dan elk akkefietje terugbrengen naar de Tweede Kamer? Ik vind dat het nu goed werkt.”

Glasvezelbeleid kan niet anders

Neem iets belangrijks als de infrastructuur. De Tweede Kamer neemt een motie aan dat staatssecretaris Heemskerk alles moet doen om te onderzoeken of we verder kunnen komen met glasvezel. Hij vaardigt dan een task force uit, een adviesbureau gaat interviewen en onderzoeken, komt een rapport en wellicht komt er een politiek besluit of wordt de Opta bijgestuurd. Bestuur je zo een land?

Van Eeten vindt dit een goede gang van zaken: “Die Kamermotie is inderdaad inhoudelijk een non-uiting, maar drukt een gevoel uit. De Kamer kan niet te veel sturen. Het heeft nut dat politici vaag zijn en richting geven. Als ze te veel op details sturen zonder specifieke kennis, krijgen ze juist daar verwijten over.”
Het systeem werkt dus naar behoren volgens u: “Ons als bestuurskundigen wordt vaak verweten dat we de apologeten van de status quo zijn. Dat is volledig terecht. Er is van alles af te dingen op wat ik zeg. Maar veel mensen spannen zich te weinig in om te onderzoeken waarom de dingen gaan zoals ze gaan. Daar zijn we een beetje te lui voor. Kritiek leveren is eenvoudiger.”

Jens Arnbak kwam ook uit de technische bestuurskunde in Delft en leidde de Opta met verve. Nu doet een jurist dat. Zou Van Eeten de Opta kunnen leiden?

“Nee, dat geloof ik niet. Jij legt die functie heel inhoudelijk uit, maar volgens mij moet je dan vooral een institutie kunnen opbouwen. Dat is een heel ander soort klus dan wat slimmigheidjes verzinnen over netwerkneutraliteit en infrastructuren. Dat is relaties creëren, mandaten verwerven, budget, steun, beleid opbouwen.”

Arnbak was heel inhoudelijk, ook op Europees niveau...

“Ja, hij was ontzettend sterk en heeft ook een uitstekende reputatie opgebouwd in die rol.”

Eigenwijs, stuurs ook?

Van Eeten: “Dat is meer een Delftse afwijking. Het heeft echt met die technische achtergrond te maken. Ik heb die niet, ben misschien op een andere manier eigenwijs. Techniekstudies gaan veel meer over wat werkt en niet werkt terwijl sociale studies je meer leren je eigen verhaal te ondermijnen. Dat leidt tot een ander soort persoonlijkheidsstoornissen.”

Bloggen en televisie

Staat het bloggen niet op een lager niveau dan wetenschap en schrijven?

“Natuurlijk is het economisch niet rendabel en draagt het niet bij aan de wetenschap maar ik besteed er per dag wel een half tot een heel uur per dag. Dus zo belangrijk vind ik het kennelijk wel.”

Waarom, beseft hij dat zelf?

Van Eeten: “Als je het een hobby noemt, heb ik daar geen moeite. Ik maak van mezelf een personage en dat geeft me veel lol. In de wetenschap gaat het om de stof en niet om de schrijver. Die moet onzichtbaar zijn. Het weblog is mijn persoonlijke binding tussen literatuur en wetenschap. Het liefst zou ik veel over mijn werk schrijven, maar ik wil daar personen in m’n omgeving niet aan blootstellen.”

Van Eeten lijkt geschikt om tot de kleine groep bekende Nederlandse wetenschappers toe te treden met een Maarten van Rossem en Robbert Dijkgraaf. Vreemd genoeg is hij nog niet ontdekt door de media...

“Dat oordeel laat ik graag aan anderen over. Het lijkt me wel wat. Dijkgraaf leunt sterk op zijn wetenschappelijk rol. Van Rossem praat veel onzin, maar heeft altijd het vermogen om een tamelijk academisch standpunt toegankelijk te maken voor grote groepen en voor zich te winnen. Hij is ook goed in een houding die in de mediahysterie moeilijker is dan het lijkt: je moet je je niet zo druk om maken.

Ik kan een zekere ijdelheid niet ontkennen, maar ik wil niet een soort van doctor Clavan-achtig type worden. Het laat zien hoe snel de ijdelheid de overhand krijgt bij een wetenschapper. Dat stimuleert tot enige nederigheid. M’n ideaal is meer nog een paar hartverscheurend mooie boeken te schrijven.”

Ergernis aan Pauw & Witteman

Dat laatste doet Van Eeten ook, ofschoon fatalisme geen positieve klank heeft. Zeker niet als het gaat om de OV-chipkaart, waar van Eeten onderzoek naar doet.

“Maar juist daar zie je ook heel snel een geritualiseerde discussie ontstaan. Het ene kamp roept dat de kaart te kraken is, het andere kamp dat de gevolgen wel meevallen. En partijen blijven op hun standpunt met steeds een nieuwe gebeurtenis, en afhankelijk daarvan moet er dan wel of geen nieuwe chip op die kaart. Uiteindelijk dus wel. Die nieuwe chip is echt een verspilling van publieke middelen.

Je kunt beter vanaf dag één zeggen: natuurlijk is die chip te kraken, maar we denken dat de fraude die daar het gevolg van kan zijn beheersbaar is, en overigens koemn die kosten van de fraude voor onze rekening. We zullen alle eventuele schade voor gebruikers vergoeden. Punt, uit. Dan is de journalistieke angel uit het verhaal.”

Dus het hele falen van de OV-chipkaart is slechts te wijten aan de mediacratie die ermee aan de haal gaat?

“Dat ze die angel er niet uithalen is het falen van de exploitant en regering. Natuurlijk proberen media daar nieuws uit te maken.”

Maar media vormen een macht op zichzelf, belangrijker dan het Kamerdebat. De Wereld Draait Door en Pauw en Witteman als vervanging van de Eerste en Tweede Kamer?

Van Eeten: “Natuurlijk, dat geeft weer waarin we leven. Ik word helemaal gestoord van een Pauw & Witteman. Ik kan technisch bewonderen hoe het gemaakt is, maar het ergert me om van al die muggen olifanten te maken door mensen in het nauw te drijven met gewiekste methoden. Dan weet ik al: Op het ministerie moeten nu tien ambtenaren dat gat gaan dichtfietsen, alleen maar ellende.

Media scheppen verwachtingen van een ideaal wereldbeeld, en alles wat daar niet aan voldoet is weer nieuws. Dat heeft ook een functie. TLS [OV Chipkaart-exploitant] stelt zich op als slachtoffer, maar ze moeten zich beter voorbereiden op de media.”

Is dat niet cynisch: je stelt normen, die worden niet gehaald en je moet maar voorkomen dat de media ermee aan de haal gaan?

“Nee, dat is niet cynisch. Er is iets mis met die normen en het verabsoluteren daarvan. Er is geen superioriteit van die normen. Dat die kaart niet te kraken mag zijn, is een onzinnorm. Maar TLS had de gebruikers moeten beschermen. Dan was dit nooit zo’n rel geworden.”

Drama’s creëren

Ook de grote kritiek op de Noord-Zuid lijn vindt Van Eeten overdreven. Draaft hij niet door in vergoelijking?

“Alle infrastructuurprojecten gaan over budget, en worden dubbel of een paar keer zo duur als begroot, zonder uitzondering. Hebben dan al die projecten gefaald? Nee, dan klopt de norm niet, de norm dat dit soort grote projecten binnen budget gebouwd kunnen worden.”

Die Noord-Zuid lijn is toch een gevolg van onthutsend zwak bestuur?

“Wellicht, maar we schetsen graag een Shakespeare-achtig drama. Criticasters denken dat het een kwestie is van beter risicomanagement of meer expertise. Onzin! Mensen worden beloond om die budgetten zo laag mogelijk te schatten, bestuurders die het project op hun naam willen schrijven en bedrijven die willen leveren.”

Is de democratie geschikt voor dit soort complexe projecten: “De overheid durft als enige die grote risico’s te nemen en blijft dus ook met de brokken zitten. Dat naming and shaming als het fout gaat zie ik als een ritueel reinigingsproces.”

Uit glasvezelproject Amsterdam stapte ING voortijdig, KPN wil geld van de Europese bank voor glas. Gebrek aan moed?

“Dat is toch veelzeggend, dit soort grote concerns probeert voor grote infraprojecten de risico’s tot het uiterste af te dekken, en deels of geheel op de overheid te schuiven.”

Toch vindt Van Eeten, afgaande op internationale vergelijkingen dat het goed gaat met de telecommarkt , ook in infrastructuur: “Qua dichtheid van breedband staan we bovenaan, de prijzen staan op het laagste niveau. De concurrentie is fel en snelheden nemen steeds toe.”

Ellendetolerantie noodzakelijk

Van Eeten publiceerde recent ook over cybersecurity en probeerde ook daar de vaak heet gegeten soep wat af te koelen, wat hij ondermeer aan Harvard presenteerde.Bagatelliseert hij niet te veel?

“Ik kijk naar de prikkels van marktspelers. En dan zie je een eigen belang om er echt wat aan te doen, maar ieder op hun eigen beperkte terrein. Dan blijft er een redelijk grote post onopgeloste ellende over. Daarvan is de vraag over of we beter af zijn om die ellende te tolereren, omdat mogelijke oplossingen erger zijn dan de kwaal, of dat we toch het risico moeten terugdringen. Daar zie je ook een aantal standaard reflexen die niet werken: meer veiligheid is beter.”

Bijvoorbeeld TNO die waarschuwt voor risico’s met het platgaan van infrastructuur?

“Ja, ja, dat is één van de doorlopende gespreksonderwerpen. Mensen wegen vaak de directe kosten van de maatregelen af tegen de opbrengsten van het verminderde risico. Maar ze vergeten de veel bredere maatschappelijke kosten. Je kunt een systeem, bijvoorbeeld internetbankieren, veel veiliger maken. Maar vervolgens rem je het gebruik af door het complexer en tijdrovend te maken, omdat je als gebruiker door veel meer hoepels moet springen. Dat kost veel meer dan het oplevert. We verdienen als maatschappij miljarden bij de snelle adoptie van ICT in dit soort processen. Dus hebben we baat bij ellendetolerantie.”

Terrorisme? “Ook, maar we hebben een politiek- en mediasysteem waarin ellendetolerantie als boodschap nauwelijks de handen op elkaar krijgt. Er zijn veel meer beloningen als je roept dat je iets aanpakt. Begrijpelijk, maar het gevolg is een ‘gulzig bestuur’ dat zich met alles bemoeit. De staat is niet op zijn retour, maar meer in ons leven aanwezig dan ooit tevoren. Neem iets als het Elektronisch Kinddossier…Want je mag niet zeggen dat een kind soms slachtoffer is. Er is een dynamiek om ellendetolerantie terug te dringen, ten koste ook van persoonlijke vrijheid en verspilling van middelen. Een soort voorzorgswaanbeeld, een tamelijk plat idee.”

*) Dit is een aangepaste versie van het interview dat eerder dit jaar verscheen in BTG Magazine van telecomgebruikersclub BTG

Netkwesties
Netkwesties is een webuitgave over internet, ict, media en samenleving met achtergrondartikelen, beschouwingen, columns en commentaren van een panel van deskundigen.
Colofon Nieuwsbrief RSS Feed Twitter

Nieuwsbrief ontvangen?

De Netkwesties nieuwsbrief bevat boeiende achtergrondartikelen, beschouwingen, columns en commentaren van een panel van deskundigen o.g.v. internet, ict, media en samenleving.

De nieuwsbrief is gratis. We gaan zorgvuldig met je gegevens om, we sturen nooit spam.

Abonneren Preview bekijken?

Netkwesties © 1999/2024. Alle rechten voorbehouden. Privacyverklaring

1
0