Er bestaat een “hype-cyclus” die de euforie en hysterie in kaart brengt die door nieuwe technologie worden gegenereerd, consequent gevolgd door de duik in de “trog van ontgoocheling” als de beloften niet worden ingelost.
De Gartner Hype Cycle werd in 1995 bedacht, precies op tijd voor de dotcom-boom, en wordt nu gebruikt om de ontwikkelingen rond kunstmatige intelligentie te volgen. We bevinden ons op de “piek van opgeblazen verwachtingen” die voorafgaat aan de duikvlucht van de eerder genoemde desillusie. Sommigen beweren dat we ons al in een vrije val bevinden, met bedrijven die worstelen om hun investeringen om te zetten in productiviteit.
De meeste creatieven, werknemers en andere mensen zullen die vrije val, dat collectieve verlies van geloof, verwelkomen. Eigenlijk iedereen behalve degenen die miljarden in AI hebben geïnvesteerd en veel geld zullen verliezen door het onvermijdelijke doorprikken van de zeepbel.
Als schrijver, maar meer nog als techneut, heb ik uit eerste hand de neiging van mensen kunnen aanschouwen om te geloven in dingen die ze niet begrijpen, misschien juist omdat ze die niet begrijpen. Ik heb ooit een baas gehad die in koele, eerbiedige bewoordingen over mijn werk sprak omdat ik met iets bezig was dat veel op AI leek. Het was IA, of informatiearchitectuur, wat niets met AI te maken heeft behalve dezelfde letters.
Soms vind ik het wel mooi, de manier waarop heel wat mensen met de beste intenties willen geloven dat er een magische en sublieme uitvinding op komst is om ons te redden. Het is precies deze blinde hoop en optimisme, waar big tech op rekent.
Deze hype wordt ook aangewakkerd door de tegenovergestelde meningen, die spreken van een machtige en alwetende dystopische kracht die recht uit sciencefiction romans op ons afkomt. Als de hype zich voedt met zowel onze positiviteit (onze wens om ergens in te geloven) als met onze argwaan (onze overlevingsdrang, die de horizon afspeurt om op de loer liggende roofdieren tijdig te signaleren), wat moeten we dan doen?
Ik zou het idee willen opperen van een soort collectief negeren, zoals leerlingen een nar negeren die de boel in de klas verstoort, in de hoop dat ze rustiger wordt. Maar een nar is misschien te sympathiek en onschuldig als stand-in voor een collectief van mannen met de hoogste machtsconcentratie ter wereld. Die zijn allesbehalve grappig.
Maar hebben we echt de macht en zelfbeheersing om dat te doen, ze gewoon negeren?
Technologie is een speculatieve industrie, geld wordt niet verdiend als het product werkt, goed is of, in veel gevallen, zelfs maar op de markt komt. Het geld wordt verdiend door ons erin te laten geloven.
Of om dat idee nog verder uit te diepen (zoals de tech bros graag zeggen: ‘to get granular on that idea’), het geld wordt niet verdiend door investeerders te laten geloven dat het product zal werken, maar door individuen en de maatschappij als geheel te laten geloven dat een bepaalde toekomst onvermijdelijk is,als ze maar genoeg inzetten op die versie van de toekomst. Als wij meegaan in hun ideeën, dan hebben zij rendement van hun investeringen.
Er zijn veel manieren om weerstand te bieden aan big tech, die moeilijk zijn. Maar er is één makkelijke manier om weerstand te bieden waarvan niemand je kan weerhouden. Het klinkt misschien naïef, maar negeer ze gewoon, al die fraaie vergezichten.
Als fictieschrijver ben ik natuurlijk geïnteresseerd in manieren om mensen dingen te laten geloven die ik zomaar uit de lucht heb gegrepen. Beeldvorming, daar draait het om. Als technisch medewerker heb ik tijdens Trumps eerste termijn als president gewerkt aan een product om mensen in de VS te helpen om Mexicaans-Spaans te leren. Nu kijk ik met verlangen terug op de periode in de jaren 2010 toen Washington tenminste deed alsof het controle had over Silicon Valley, en niet andersom.
Het omslagpunt voor die relatie tussen technologie en politiek is de drijfveer achter het schandaal in mijn roman One Story. Destijds geloofden we allemaal (of in ieder geval genoeg van ons) dat sociale media tot meer verbondenheid zouden leiden, en gingen we massaal gebruikmaken van die platforms. u Met de kennis en ervaring van nu weten we dat het tegendeel waar is. Of beter gezegd, zij weten nu alles van ons en gebruiken die kennis en de opgedane ervaring om de koers van de democratie te verleggen.
Maar met AI geloven we allemaal (of in ieder geval genoeg van ons) weer in een verhaal, dat ons - veelal door dezelfde mannen - op de mouw wordt gespeld
Mijn eerste roman werd gekaapt door Meta om zijn taalmodel (LLM) te voeden, samen met vele werken van bekende auteurs. Natuurlijk moeten we actief vechten om het intellectuele eigendom van artiesten te beschermen, en om nog veel meer te beschermen, maar we moeten vooral negeren wat ze beloven. Als we de angel uit hun verhaal halen, dat het allemaal onvermijdelijk is omdat alles draait om een goed draaiende techsector, zou het de strijd makkelijker maken.
Ik heb met de opkomst van AI zelf software ontworpen. In mijn beide banen zou ik me bedreigd moeten voelen. En ik heb dat gevoel van onheil natuurlijk gevoeld, omdat ik een mens ben en geen stuk software dat doet alsof het er een is. Toevallig is dit simpele onbetwistbare feit, dat ik een mens ben, wat me een betere schrijver en ontwerper maakt en me steunt in mijn streven om generatieve AI en het idee dat het op een dag geweldige romans zal schrijven te negeren .
Ik denk dat alle kritische lezers het erover eens zijn, als ze kijken naar de kwaliteit van de tekst die AI produceert, dat mocht er echt een magische en sublieme uitvinding komen om je te redden, het waarschijnlijk eerder literatuur zal zijn dan een stuk software.
*) Pip Finkemeyer is een Australische auteur. In 2025 verscheen haar roman One Story, over de opkomst en verwoestende val van een techconcern in Silicon Valley. Ze werd bekend met Sad Girl Novel. Een Engelstalige versie van dit artikel verscheen in The Guardian